Extreme weersomstandigheden
R-42Voor u begint
- Houd rekening met de weersverwachting door het KNMI (waarschuwing weeralarm met de codes rood – oranje – geel).
- Neem beschermende middelen en/of kleding mee tegen extreme weersomstandigheden.
- Wanneer weersomstandigheden effect hebben op de veiligheid op de weg, meld dan aan je leidinggevende wanneer je thuis bent gekomen.
- Neem water, eten en/of medicijnen mee en een telefoon met oplader. Eventueel extra kleding.
- Bespreek met je leidinggevende de werkplanning, bekijk hoe en of er gewerkt kan worden op de betreffende werkplek en stem – indien mogelijk – de maatregelen af op de locatie.
Tijdens en na het werk
- Draag de juiste werkkleding rekening houdend met de verschillende weersomstandigheden.
- Zorg voor afscherming tegen de extreme weersomstandigheden waar mogelijk.
- Houd rekening met de vergroting van de remweg tijdens extreme weersomstandigheden
- Zorg dat je op de hoogte blijft van de weersverwachtingen.
Bij onweer:
- Zoek een schuilplaats
- bij voorkeur in een gebouw, of in je auto.
- ben je in een open veld, blijf dan zo laag mogelijk gehurkt en houd je voeten tegen elkaar waardoor geen stroom door je lichaam kan. Vermijd geleidende oppervlakken.
- zoek geen schuilplaats onder een boom.
Bij harde wind of naderende storm:
- Afhankelijk van de windsnelheid
- Bij windkracht 6 en hoger stoppen met werken in werkbakken en op aluminium rol- en hangsteigers.
- Bij windkracht 7 en hoger stoppen met hijswerkzaamheden, werken op daken en in bovengrondse infrastructuren.
- Bij windkracht 8 en hoger stoppen met werken op stalen steigers.
- Wees bij deelname aan het verkeer bedacht op plotselinge windstoten alsmede het passeren van vrachtverkeer.
Bij hittegolf of extreem warm weer:
- Beperk fysiek zwaar werk
- Zorg voor voldoende schaduw
- Bescherm de huid tegen Uv-straling door zonnebrandcrèmes en/of bedekkende kleding
- Pauzeer regelmatig op een koele plek
- Drink voldoende water
- Wissel af tussen buiten en binnen werkzaamheden (indien mogelijk).
Bij extreme kou:
- Draag voldoende warme kleding en draag meerdere lagen kleding
- Pauzeer regelmatig op een warme plek
- Wissel af tussen buiten en binnen werkzaamheden (indien mogelijk)
- Vermijd contact van onbeschermde huid en staal.
Bij extreme sneeuwval, ijzel en/of mist:
- Rijd met aangepaste snelheid
- Zoek een veilige parkeerplaats
- Stel zo mogelijk werkzaamheden uit
- Draag bij gladheid een middel tegen uitglijden.
Bij extreme regenval:
- Houdt rekening met aquaplanning
- Dek de materialen en materieel af, denk om instortingsgevaar en markeer de putten/sleuven af
- Denk om instortingsgevaar van putten en sleuven
- Besteed extra aandacht aan de zichtbaarheid van markering.
Maatregelen organisatie bij blootstelling aan extreme weersomstandigheden
- Plan en organiseer de werkzaamheden zodanig dat het werk bij extreme weersomstandigheden onderbroken kan worden dan wel uitgesteld kan worden.
- Waarschuw de medewerkers over extreme weersomstandigheden die risico’s met zich mee kunnen brengen.
- Zorg voor die middelen die benodigd zijn voor de verschillende typen extreme weersomstandigheden en houd rekening met de verschillende seizoenen.
- Geef voorlichting en instrueer medewerkers over de risico’s van werken en rijden bij extreme weersomstandigheden.
- Geef voorlichting en instructie over het herkennen van symptomen van oververhitting en onderkoeling en de maatregelen die daarbij genomen moeten worden.
- Laat NL-Alert installeren op de telefoon van de medewerker.
- Zorg voor regelmatig contact met de medewerker.
- Wees alert bij gezondheidsklachten van medewerkers.
- Zorg voor die middelen die benodigd zijn voor de verschillende typen extreme weersomstandigheden en houd rekening met de verschillende seizoenen.
Bij blootstelling aan lage temperaturen /extreme kou
- Pas de werkplanning aan de weersomstandigheden aan.
- Zorg voor een goede inrichting van de werkplek door beschermende maatregelen te nemen tegen kou.
- Stel winter- en doorwerkkleding, handschoenen en muts en schoeisel beschikbaar.
- Laat tijdig de zomer- of winterbanden wisselen van de bedrijfswagens.
- Verwarm de schaft- en verblijfsruimte tot minimaal 18 graden.
- Plaats een standkachel in bedrijfswagens voor inzet in een storingsdienst.
- Zorg bij lage temperaturen voor verdeling van het werk over meerdere medewerkers en pas zo mogelijk de planning aan.
- Stel middelen beschikbaar om het risico van uitglijden te beperken zoals: antislipijzers, overschoenen, hoesjes.
Bij blootstelling aan hoge temperaturen (hittegolf)
- Pas indien mogelijk het werkrooster aan en begin vroeg.
- Probeer de zon tussen 12.00 en 15.00 uur zoveel mogelijk te vermijden.
- Vermijd of verminder zwaar intensief werk.
- Vermijd werken in verontreinigde grond.
- Las extra pauzes in op een koele plaats.
- Zorg voor ventilatie (bijvoorbeeld ventilatoren).
- Verstrek middelen om schaduw te creëren (zoals tent, parasol).
- Zorg dat er voldoende water wordt verstrekt of aanwezig is.
- Zorg bij temperaturen hoger dan 30 °C voor verdeling van het werk over meerdere medewerkers en pas indien mogelijk de planning aan.
- Controleer de werkplekken en stel vast of medewerkers zich beschermen tegen hoge temperaturen.
- Bescherm fysiek kwetsbare medewerkers (zoals zwangeren, medewerkers met slechte conditie, hart- en vaatziekten, diabetes, hoge bloeddruk of longaandoeningen (CARA)).
Bij blootstelling aan fel zonlicht (uv-straling)
- Plan en organiseer de werkzaamheden zodanig dat het werken in de felle zon tussen 12:00 uur en 15:00 uur in de periode van globaal mei t/m juli zoveel mogelijk wordt vermeden.
- Zorg voor middelen om schaduw te creëren.
- Verstrek zonnebrandcrème.
- Stel zonnebrillen met UV-filter beschikbaar voor het werken in direct zonlicht.
- Stel een pet of een helm met nekflap beschikbaar.
Tabellen voor de zonkracht en gevoelstemperatuur
Zonkracht (uv-index) | Omschrijving in het weerbericht | Roodkleuring onbeschermde huid na x minuten (huidtype 2) | Huid verbrandt | Bescherming tegen zon met zonnebrandcrème factor 20 in minuten |
1 – 2 | Geen | 100 – 50 | – | 700 |
3 – 4 | Zwak | 35 – 25 | – | 500 |
5 – 6 | matig | 25 – 15 | Gemakkelijk | 300 |
7 – 8 | Sterk | 15 – 10 | Snel | 200 |
9 – hoger | Zeer sterk | Minder dan 10 | Zeer snel | Minder dan 200 |
Tabel zonkracht (bron: KNMI ism KWF kankerbestrijding)
Gevoelstemperatuur met windkracht
Buitentemperatuur in graden Celsius | ||||
Windkracht in Beaufort | 4 | 0 | -4 | -8 |
3 | -2 | -7 | -11 | -16 |
5 | -9 | -15 | -21 | -27 |
7 | -12 | -19 | -25 | -31 |
9 | -14 | -20 | -26 | -33 |
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en vormt geen onderdeel van de arbocatalogus.
Normen
- Praktijkgids persoonlijke beschermingsmiddelen
Blootstelling aan gevaarlijke stoffen door verbrande kunststof moffen
R-19Maatregelen medewerker bij blootstelling aan gevaarlijke stoffen door verbrande kunststof moffen
Voor u begint
- Wees, bij storingen of werkzaamheden nabij oude elektrakabels, alert op veranderingen van het grondoppervlak, zoals verplaatste tegels. Dit kan een indicatie zijn van een verbrande kunststof mof in de grond.
- Gebruik bij het benaderen van de werkplek en bij het begin van graafwerkzaamheden een gekalibreerd meetinstrument om in ieder geval de concentraties blauwzuurgas (HCN) en koolmonoxide (CO) te meten.
- Meet de concentratie blauwzuurgas (HCN) en koolmonoxide (CO) met een tester, ga alleen door als de concentraties onder de grenswaarden blijven.
Tijdens het werk
- Werk zo veel mogelijk met de wind in de rug.
- Blijf tijdens de werkzaamheden continu meten met het meetinstrument. Deze bevindt zich in de ademzone.
- Onderbreek de werkzaamheden als het meetinstrument een signaal afgeeft en verlaat de werkplek haaks op de windrichting.
- Als de gemeten waarde onder de grenswaarde is kunt u de werkzaamheden hervatten.
- Eet, drink en rook niet op de werkplek.
- Was uw handen, armen en gezicht als u het werk onderbreekt.
Als het werk klaar is
- Overtuig u ervan dat er geen giftige dampen meer van de uitgegraven defecte mof af komen voordat u deze op de aanhanger legt. Laat een defecte mof daarom eerst in de wind uitwaaien.
Maatregelen organisatie bij blootstelling aan gevaarlijke stoffen door verbrande kunststof moffen
- Zorg ervoor dat er minimaal met twee medewerkers wordt gewerkt.
- Zorg voor de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen en zie toe op juist gebruik.
- Stel gekalibreerde meetinstrumenten die HCN en CO kunnen meten ter beschikking en zorg dat deze periodiek gekalibreerd worden.
- Geef voorlichting en instructie over het gebruik van deze meetinstrumenten, de interpretatie van meetresultaten en het risico van verbrande kunststof moffen en de vereiste maatregelen.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 4.1b
- Artikel 4.1c
Blootstelling aan gevaarlijke stoffen
R-05Voor u begint
- Om de juiste maatregelen te kunnen nemen moet u eerst weten met welke stof u werkt. Informatie over de stof vind u op het etiket en in het veiligheidsinformatieblad (VIB).
- Lees op het etiket en in het VIB wat de risico’s van werken met de stof zijn, welke voorzorgsmaatregelen u moet nemen en wat u doet in geval van calamiteit.
- Zorg dat op de werkplek nooit meer gevaarlijke stoffen aanwezig zijn dan nodig voor één werkdag (werkvoorraad).
- Houd gevaarlijke stoffen gescheiden van elkaar.
- Zorg dat de verpakkingen niet kunnen lekken.
- Zet de verpakkingen vast in de auto/ bedrijfsbus
Tijdens het werk
- Draag de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Zorg voor voldoende ventilatie.
- Bewaar gevaarlijke stoffen in een geschikte verpakking, bij voorkeur in de originele verpakking.
- Ruim gemorste stoffen direct op volgens de aanwijzingen op het etiket en/of in het VIB.
- Meng de gevaarlijke stoffen alleen volgens de voorschriften van de leverancier.
- Eet, drink en rook nooit tijdens het werken met gevaarlijke stoffen.
- Was uw handen voor u gaat eten, drinken, roken of de werkplek verlaat.
Als het werk klaar is
- Zorg dat de verpakkingen niet kunnen lekken.
- Zet de verpakkingen vast in de auto.
- Voer restanten, verbruikte materialen en verpakkingen als gevaarlijk afval af.
Bij een calamiteit
- Neem de maatregelen die staan beschreven op het etiket en/of in het VIB.
- Neem bij (persoonlijke) ongevallen de etiketten en/of het VIB mee naar de arts.
Maatregelen organisatie tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen
- Vermijd het gebruik van CMR stoffen zoveel als technisch mogelijk. Zoek altijd minder schadelijke alternatieven.
- Indien het werken met CMR stoffen onvermijdelijk is, leg dan vast waarom er gewerkt wordt met een CMR stof en registreer welke medewerkers met CMR stoffen werken. Houdt de blootstelling zo ver als mogelijk beneden de grenswaarde.
- Voer een RI&E gevaarlijke stoffen uit. Beoordeel hierbij de aard, mate en duur van de blootstelling.
- Zorg dat er veiligheidsinformatiebladen in de Nederlandse taal op de werkplek beschikbaar zijn. Dit geldt voor alle stoffen met een gevaarsymbool. De veiligheidsinformatiebladen voldoen aan de geldende richtlijnen.
- Zorg voor voorlichting en instructie over het veilig gebruik van gevaarlijke stoffen en hun gevaren.
- Geef de medewerker niet meer gevaarlijke stoffen mee dan nodig is voor één werkdag (werkvoorraad).
- Zorg voor middelen waarmee restanten, verbruikte materialen en verpakkingen als gevaarlijk afval kunnen worden afgevoerd.
- Zorg dat tijdelijke en permanente opslag voldoen aan de geldende voorschriften (PGS 15). Zorg voor ventilatieroosters en opbergruimten in de auto’s.
- Zorg voor de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen en zie toe op juist gebruik.
Arbeidsomstandighedenwet
- Artikel 3
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 4.1
- Artikel 4.2
- Artikel 4.4
- Artikel 4.10d
- Artikel 4.13
- Artikel 4.15
- Artikel 4.17
- Artikel 4.18
- Artikel 4.19
Normen
- PGS 15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen
Blootstelling aan asbest bij het verwijderen en afvoeren van asbesthoudende flenspakkingen uit gasinstallaties
R-46Maatregelen medewerker bij blootstelling aan asbest bij het verwijderen en afvoeren van asbesthoudende flenspakkingen uit gasinstallaties
Voor u begint
-
U heeft een opleiding asbest en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- Stel vast om welke type plaatpakking het gaat.
- Controleer in het bronnenboek (www.bronnenboek.nl) of het type plaatpakking asbest bevat, mogelijk asbest bevat of asbestvrij is.
- Zet de ruimte af zodat toegang voor derden wordt voorkomen.
- Controleer de aanwezigheid van de benodigde middelen:
- Kleefdoekjes
- Ducttape
- Afzetlint
- Asbestzakken
- PE-folie
- Plamuurmes
- Vernevelingsspuit gevuld met water (eventueel extra water aanwezig in jerrycan)
- Asbest gerelateerde PBM (wegwerpoverall (antistatisch en brandvertragend) type 5/6, halfgelaatsmasker met P3 filter, nitril handschoenen)
Tijdens het werk
- Voer de werkzaamheden altijd met twee monteurs uit.
- Draag de asbest gerelateerde PBM zonder het halfgelaatsmasker met P3 filter. Afhankelijk van of de pakking vanzelf of gemakkelijk loslaat van de flens is wel of geen aanvullende ademhalingsbescherming noodzakelijk.
- Zet een asbestafvalzak klaar en bevochtig deze van binnen met de vernevelingsspuit.
- Plak voldoende PE-folie recht onder de flens op de vloer om eventueel de pakking op te vangen en besmetting van de vloer te voorkomen. Leg ook PE-folie naast de directe werkplek om gereedschap en losgedraaide moeren en bouten op te leggen.
- Bevochtig met de vernevelingsspuit de flens en neem deze af met kleefdoeken of vochtige doeken. Doe de kleefdoeken en vochtige doeken in de asbest afvalzak.
- Draai de flensbouten los totdat deze nog op 2 bouten vastzitten. De pakking blijft nog ingeklemd vastzitten.
- Spreid de flenzen zodat de flenspakking zichtbaar wordt en bevochtig de flens met de vernevelingsspuit met water.
- Draai de bouten en moeren van de flens volledig los en leg deze op het stuk PE-folie naast de werkplek.
- Leg ook de gebruikte materialen op het stuk PE-folie naast de werkplek.
- Indien de pakking spontaan los komt, deze opvangen en in een afvalzak doen.
- Indien de pakking niet gemakkelijk loslaat van de flens eerst aanvullend halfgelaatsmasker met P3 filter opzetten.
- Nadat de betrokken personen volledig zijn uitgerust met asbest gerelateerde PBM, een plamuurmes gebruiken om de flenspakking voorzichtig te verwijderen. Bevochtig tijdens deze handeling met de vernevelingsspuit de te verwijderen pakking.
- Vang de verwijderde pakking bij voorkeur rechtstreeks op in een asbest afvalzak of doe ze naderhand in een asbest afvalzak.
- Reinig de flensverbinding en onderliggende buizen/delen met kleefdoekjes en stop de kleefdoekjes in de asbest afvalzak.
- Gebruikt gereedschap afnemen met kleefdoekjes en doekjes in asbestafvalzak stoppen.
- Verwijder de folie en tape op de vloer onder de flens en de PE-folie naast de werkplek door deze voorzichtig naar binnen toe op te vouwen. Stop de folie in de asbest afvalzak.
- Sluit de eerste asbest afvalzak (binnenste zak) met zo weinig mogelijk lucht af d.m.v. de zwanenhalsmethode.
- Plaats een tweede asbest afvalzak om de eerste asbest afvalzak, maar sluit deze nog niet af.
- Doe je asbest PBM uit volgens de aan en uitkleedinstructie zie bijlage 4 (procedure blootstelling asbest). Stop wegwerp PBM en kleefdoekjes gebruikt bij de uitkleedprocedure in de tweede asbest afvalzak.
- Sluit de tweede asbest afvalzak d.m.v. de zwanenhalsmethode
- Was je handen, armen en gezicht met schoon water
- Voer de asbest afvalzakken af naar een daarvoor bestemde asbestcontainer/asbest inzamelpunt conform eigen interne afval/afvoer procedure.
Maatregelen organisatie bij blootstelling aan asbest bij het verwijderen en afvoeren van asbesthoudende flenspakkingen uit gasinstallaties
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel en dat zij een opleiding asbest hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor de beschikbaarheid van de juiste middelen
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en vormt geen onderdeel van de arbocatalogus
Wet- en regelgeving
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4
- Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Arbeidsomstandighedenregeling, Artikel 8.10 ‘soorten borden incl. bijlage XVIII’.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voorzover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
Richtlijnen
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
Normen
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990: Lucht – Eindbeoordeling na asbestverwijdering.
- NEN 2991 + C1: Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
- VIAG en VWI’s
Verwijderen en afvoeren van asbestverdachte laagspanningsmespatronen
R-45Algemeen:
-
U heeft een opleiding asbest en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren;
- Voor verwijdering wordt er geen onderscheid gemaakt tussen beschadigde en onbeschadigde laagspanningsmespatronen;
- Draag de PBM’s als voorgeschreven in de veiligheidswerkinstructies (VWI’s) van de Bedrijfsvoering Elektrische Installaties (BEI).
Voor u begint
- U hebt een opleiding / instructie voor het verwijderen van componenten onder Risicoklasse 1 gevolgd. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- Voor verwijdering van asbesthoudende laagspanningsmespatronen zijn geen aanvullende asbest-PBM’s verplicht, tenzij laagspanningsmespatronen zich in een oranje of rode ruimte bevinden, dan PBM’s conform het betredingsbeleid.
- Stel vast om welke type mespatroon het gaat.
- Controleer in het bronnenboek (www.bronnenboek.nl) of het type mespatroon asbest bevat of asbestvrij is.
- De mespatronen mogen volgens deze instructie verwijderd worden als:
- ze ongebruikt in een ruimte aanwezig zijn. Dit zijn mespatronen die los op de grond liggen, in opbergmiddelen of op stellingen liggen enz.
- ze geplaatst zijn op een LS rek of in een groepenkast.
- Controleer de aanwezigheid van de juiste middelen:
- patroontrekker met losse leren handschoen of
- geïsoleerde patroon trekker met geïntrigeerde handschoen
- verpakkingszakjes zonder opdruk
- verzamelzak met opdruk “ASBEST”.
Tijdens het werk
- Voer de benodigde handelingen rustig uit om beschadiging of verdere beschadiging van het mespatroon te voorkomen.
- Bij het verwijderen van een mespatroon uit een voetstuk:
- haal met de daarvoor geëigende middelen de mespatroon uit de mespatroonhouder;
- doe het mespatroon direct in de daarvoor bestemde plastic zakje en maak deze los van de handgreep.
- Bij losliggende mespatronen:
- pak de mespatroon aan één van de messen vast;
- doe het mespatroon direct in de daarvoor bestemde plastic zakje.
- Per zakje één mespatroon om emissie te voorkomen.
- Sluit het afvalzakje (binnenste zak) met zo weinig mogelijk lucht direct af.
- Stop de zak met één mespatroon in de speciaal daarvoor bestemde verzamelzak met opdruk “ASBEST”
- Sluit na afloop van de werkzaamheden de verzamelzak af met tape d.m.v. de zwanenhalsmethode
- Zorg dat het verpakkingsmateriaal (verpakkingszakjes en verzamelzak) nooit kan beschadigen of uitscheuren.
- Was je handen met schoon water
- Voer de asbest afvalzakken af naar een daarvoor bestemde asbestcontainer/asbest inzamelpunt conform eigen interne afval/afvoer procedure.
Maatregelen organisatie bij blootstelling aan asbest bij het verwijderen en afvoeren van laagspanningsmespatronen (zekeringen)
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel (zelfstandig schakelen)
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel en dat zij een opleiding asbest hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor de beschikbaarheid van de juiste middelen
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en vormt geen onderdeel van de arbocatalogus
Wet- en regelgeving
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Arbeidsomstandighedenregeling, Artikel 8.10 ‘soorten borden incl. bijlage XVIII’.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voorzover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
Richtlijnen
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
Normen
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990; Lucht – Eindbeoordeling na asbestverwijdering.
- NEN 2991 + C1; Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
- NEN 3140:2011 Bedrijfsvoering van elektrische installaties – Laagspanning.
Het openen en/of verwijderen van metalen huisaansluitkasten met mogelijk asbesthoudend koord in meterkasten
R-44Algemeen:
- U heeft een opleiding asbest en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- De eindsluiting van de huisaansluitkast mag niet worden geopend, tenzij hij als asbestvrij in het bronnenboek is opgenomen.
- Deze werkinstructie is ook van toepassing op stijgleidingkasten.
- Draag bij het openen van de huisaansluitkasten, de PBM’s als voorgeschreven in de veiligheidswerkinstructies (VWI’s) van de Bedrijfsvoering Elektrische Installaties (BEI)
Voor u begint
- Voor het verwijderen van de kast hebt u een opleiding / instructie gevolgd voor het verwijderen van componenten in een laag asbest risico. Zo niet, dan mag u alleen de kast openen en de elektrotechnische werkzaamheden uitvoeren
- Stel vast of de huisaansluitkast of eindsluiting in het bronnenboek (www.bronnenboek.nl) staat en of de deksel of eindsluiting van de huisaansluitkast asbest bevat, asbestvrij is of nog niet bekend is. Ga uit van asbesthoudend als hij nog niet bekend is.
Deksel HAK kast asbestvrij Deksel HAK kast met asbest Stijgleidingkast HAK kast eindsluiting
- Voer een asbest LMRA uit; steekt er een plukje asbest(verdacht) koord uit de deksel, staak dan de werkzaamheden en neem contact op met de WV/asbestdeskundige. Deze werkinstructie kan dan niet gevolgd worden.
- Steekt er een plukje asbest(verdacht) koord uit de eindsluiting, raak het koord dan niet aan. Je kunt de deksel van de HAK kast wel openen. Het verwijderen van de kast en eindsluiting mag dan niet. Meld het uitstekend koord bij je WV/asbestdeskundige zodat dit zo spoedig mogelijk verwijderd kan worden.
- Voor het volgen van deze instructie zijn geen asbest-PBM’s verplicht, maar wel andere middelen.
- Controleer op de aanwezigheid van de juiste middelen:
- verpakkingszak of ziplock zak zonder opdruk
- verzamelzak of ziplock zak met opdruk “ASBEST”
- duct-tape
- kleefdoekjes
Tijdens het werk
bij openen:
- De asbesthoudende stijgleidingkast E-292 (bronnenboek) mag niet geopend worden omdat bij deze kast de kans op scheuren of loskomen van het koord bij het openen te groot is.
- Open de huisaansluitkast voorzichtig en let op dat het koord niet blijft kleven of dreigt te scheuren.
- Blijft asbest(verdacht) koord kleven, dreigt het te scheuren tijdens het openen of is het sterk verweerd en verbrokkelt:
- sluit dan direct de deksel weer voorzichtig;
- neem contact op met uw asbestdeskundige; besluit in overleg met de asbestdeskundige en WV of de kast (inclusief eindsluiting) in zijn geheel kan worden verwijderd
- Raak voor de zekerheid het koord niet aan en bewerk het koord niet.
- Als je het koord toch hebt aangeraakt maak je de isolerende handschoenen en je gebruikte gereedschap schoon met een kleefdoekje. Het kleefdoekje doe je ter plekke in de afvalzak. Sluit de afvalzak luchtdicht af met de ziplock of d.m.v. de zwanenhalsmethode.
- Stop de afvalzak in de asbestafval (verzamel)zak en sluit ook die luchtdicht af met de ziplock of d.m.v. de zwanenhalsmethode.
- Voer de asbestafvalzakken af naar een daarvoor bestemde asbestcontainer/asbestinzamelpunt conform eigen interne afval-/afvoerprocedure.
- Neem contact op met de asbestdeskundige in geval van een asbestcalamiteit, zoals koord dat loskomt en uit de kast komt te hangen, koord dat dreigt te scheuren of kapot wordt getrokken of mogelijk asbest dat op de grond valt. Zet de directe omgeving van de calamiteit af en zorg dat niemand daarbij in de buurt komt. Volg de instructies van het calamiteitenprotocol en/of de aanwijzingen van de asbestdeskundige op.
bij verwijderen kast:
- Open, indien toegestaan en indien noodzakelijk, de huisaansluitkast of stijgleidingkast. Zie “bij openen”
- Nadat de aansluiting spanningsloos gemaakt is, knip / zaag de kabel onder de eindsluiting en de afgaande aansluiting(en).
- Verwijder de huisaansluitkast (met eindsluiting) of de stijgleidingkast in zijn geheel zonder de kast of eindsluiting te beschadigen.
- Als het de asbesthoudende stijgleidingkast E-292 (bronnenboek) is die niet geopend mag worden, trek dan deze met hulp van een kleine koevoet voorzichtig enkele millimeters van de muur en zaag met een (multi)zaag de schroeven door, zodat de kast loskomt van de muur. Doe dit voorzichtig zodat het kastje niet krom getrokken wordt.
- Stop de uitgenomen kast met eventuele eindsluiting direct in een afvalzak. Bescherm scherpe delen met doek en/of karton zodat de zakken niet scheuren tijdens vervoer.
- Sluit de afvalzak luchtdicht af d.m.v. de zwanenhalsmethode (met duct-tape).
- Stop de afvalzak op locatie nogmaals in de asbestafval (verzamel)zak en sluit ook die zak luchtdicht af d.m.v. de zwanenhalsmethode (dubbelverpakt).
- Wikkel als extra bescherming duct-tape rondom de asbestafvalzak langs de scherpe randen, zodat de inhoud niet ten opzichte van de zak kan verschuiven en de zak niet kan scheuren tijdens vervoer.
- Laat je werkgebied schoon en opgeruimd achter.
- Was uw handen en gereedschappen na de werkzaamheden met schoon water.
- Maak indien nodig een nieuwe invoering en plaats een nieuwe aansluitkast.
- Voer de asbestafvalzakken af naar een daarvoor bestemde asbestafvalcontainer/asbestinzamelpunt conform eigen interne afval-/afvoerprocedure.
- Neem contact op met de asbestdeskundige in geval van een asbestcalamiteit, zoals koord dat loskomt en uit de kast komt te hangen, koord dat dreigt te scheuren of kapot wordt getrokken of mogelijk asbest dat op de grond valt. Zet de directe omgeving van de calamiteit af en zorg dat niemand daarbij in de buurt komt. Volg de instructies van het calamiteitenprotocol en/of de aanwijzingen van de asbestdeskundige op.
Maatregelen organisatie bij het openen en/of verwijderen van metalen huisaansluitkasten met mogelijk asbesthoudend koord in meterkasten
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel (zelfstandig schakelen).
- Zorg dat de betreffende medewerkers een opleiding asbest gericht op de meterkast hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor de beschikbaarheid van de juiste middelen.
- Zorg voor een (calamiteiten)proces die ervoor zorgt dat uitstekend koord uit de HAK kast deksel en/of uitstekend koord uit de eindsluiting gemeld en geregistreerd wordt en zo spoedig mogelijk gesaneerd of veilig gesteld wordt.
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voorzover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
- NPR 5310:2007+A4:2012 Nederlandse praktijkrichtlijn bij NEN 1010
- BEI-BS-2010-15-5-2011
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
- NEN 1010-serie Veiligheidsbepalingen voor Laagspanningsinstallaties
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990: Lucht – Eindbeoordeling na asbestverwijdering.
- NEN 2991 + C1: Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
- BEI en VWI’s
Blootstelling aan asbest in ruimtes die onderdeel zijn van het energietransport- en distributienet
R-16Voor je begint
- “Beperkte werkzaamheden”
- Raadpleeg de informatie van de uitgevoerde asbestinventarisatie of stel de asbest status vast op basis van de aangegeven kleurcodering.
- Is de ruimte geïnventariseerd, voer een asbest-LMRA uit (zie bijlage 3) en stel vast of de status van de asbestbronnen overeenkomt met de status zoals vastgelegd in de asbestinventarisatie.
- Neem bij afwijkingen direct contact op met een asbestdeskundige.
- Is de ruimte nog niet geïnventariseerd stel dan met de asbest-LMRA vast of er wel of geen asbestrisico is en handel daarnaar (zie bijlage 3).
- Je mag “beperkte werkzaamheden” uitvoeren als de ruimte groen of geel is aangeduid of als je met je LMRA beoordeeld hebt dat er geen asbestrisico is.
In ruimtes met status oranje of rood mag je beperkte werkzaamheden (E&G) alleen uitvoeren met gebruikmaking van de asbest PBM’s zoals aangeven in de betredingsmatrix (zie bijlage 1) en conform de aan- en uitkleedinstructie (zie bijlage 4).
- “Overige werkzaamheden”:
- Je mag overige werkzaamheden in ruimtes van voor 1 januari 1995 alleen uitvoeren indien van die ruimtes de asbeststatus is bepaald en de ruimte als groen of geel is aangeduid.
- Stel met de asbest-LMRA (zie bijlage 3) vast of de status van de asbestbronnen overeenkomt met die vastgelegd in de asbestinventarisatie.
- Neem bij afwijkingen direct contact op met de asbestdeskundige.
- Je mag in een ruimte met asbeststatus oranje overige werkzaamheden alleen met aantoonbare toestemming van een asbestdeskundige uitvoeren.
- In ruimtes met asbeststatus rood mogen geen overige werkzaamheden worden uitgevoerd.
- Betreding van een oranje of rode ruimte
- Zorg dat je de noodzakelijke asbest PBM’s en overige middelen (afvalzakken, doekjes, tape, plantenspuit met water) hebt die passen bij de status van de ruimte en de voorgenomen handelingen conform de betredingsmatrix (zie bijlage 1).
- Trek je asbest PBM’s aan volgens de aan- en uitkleed instructie van bijlage 4.
Tijdens het werk
- Je mag alleen asbestbronnen verwijderen die zijn opgenomen in het asbestbronnenboek wanneer deze bronnen in risicoklasse laag vallen. Verwijdering gebeurt conform de in het bronnenboek vermelde werkinstructie.
- Beschadig je tijdens het werk per ongeluk een asbest(verdachte) bron of kom je een asbest(verdachte) bron tegen die je met een hoog risico inschat (asbest-LMRA):
- Onderbreek dan de werkzaamheden,
- zorg dat iedereen veilig de ruimte verlaat (zie “na afloop en bij onderbreking”),
- sluit de ruimte af,
- neem direct contact op met je asbestdeskundige en stem af of en zo ja hoe je de werkzaamheden mag voortzetten.
Na afloop en bij onderbreking
- Indien je een als “Rood” of “Oranje” of als asbest onveilige geclassificeerde ruimte verlaat:
- Maak het gereedschap, voor het sluiten/verlaten van de ruimte, schoon met vochtige doekjes (afval in afvalzak asbest) of laat het gereedschap in de ruimte achter. Leg het gereedschap na het schoonmaken buiten de ruimte om nieuwe besmetting te voorkomen.
- Trek zo dicht mogelijk op de grens oranje/rode ruimte de asbest PBM’s uit volgens de aan- en uitkleed instructie waarbij gebruikte wegwerp PBM’s e.d. in afvalzak asbest gaan (zie bijlage 4).
- Schrijf op de buitenste asbest afvalzak de datum, adres, plaats en locatiecode.
- Indien je bronnen verwijderd hebt leg dit vast.
- Laat de asbest afvalzakken niet achter op de werkplek maar lever ze zo spoedig mogelijk in bij een (intern) verzamelpunt.
- Bepaal van ruimtes gebouwd voor 1 januari 1995 of met installaties van voor 1 januari 1995 de asbeststatus op basis van een asbestinventarisatie en risicobeoordeling, zie bijlage 2. Deze inventarisatie wordt uitgevoerd door bedrijven in het bezit van procescertificaat asbestinventarisatie of door eigen daartoe opgeleide medewerkers (Werkverantwoordelijke asbest (WVA)/GAI, voorheen DTAN/DIA)
- Neem ruimtes die geïnventariseerd zijn als asbesthoudend op in een asbestbeheerprogramma.
- Zorg dat geregistreerd wordt in welke ruimten asbest aanwezig is en zorg dat deze informatie beschikbaar is voor de betrokken werknemers.
- Zorg dat asbest in een ruimte geïnventariseerd is voor dat asbest uit een ruimte verwijderd wordt.
- Laat asbestbronnen die vallen in asbest risicoklasse laag of 1 verwijderen door een bedrijf in het bezit van een Procescertificaat Asbestverwijdering of door eigen daarvoor geïnstrueerd personeel volgens een (gevalideerde)werkinstructie.
- Laat asbestbronnen die vallen in asbest risicoklasse 2 en 2A verwijderen door een bedrijf in het bezit van een Procescertificaat Asbestverwijdering op basis van een asbestinventarisatie uitgevoerd door een bedrijf in het bezit van een Procescertificaat Asbestinventarisatie.
- Zorg dat bij verwijdering van asbest de noodzakelijke vergunningen aanwezig zijn en aan- en af- meldingen naar bevoegd gezag zijn gedaan.
- Zorg dat “overige werkzaamheden” alleen uitgevoerd worden in ruimtes geclassificeerd als asbest vrij (groen) of asbest veilig (geel).
- Zorg dat er beleid is om ruimtes met een asbeststatus onveilig midden (oranje) of onveilig hoog(rood) naar een asbeststatus groen (asbest vrij) of geel (asbest veilig) te krijgen.
- Bij de uitvoering van werkzaamheden vindt toezicht en controle plaats volgens hetgeen is vastgelegd in de BEI LS/MSHS en VIAG en volgens de hiërarchische lijn.
- Zorg dat medewerkers die met asbest in aanraking kunnen worden opgeleid, en dus bekend zijn met de gevaren van asbest en herhaal dit regelmatig (herhalingsfrequentie 3 jaar).
- In de opleiding dienen minimaal de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
- asbestherkenning
- asbest wet en regelgeving
- arbeidshygiëne, PBM en decontaminatie procedure.
- Zorg dat personen die ruimtes betreden geïnventariseerd als “oranje” en “rood” geïnstrueerd en getraind zijn in het gebruik van noodzakelijke asbest PBM’s in combinatie met de decontaminatieprocedure en herhaal dit regelmatig.
- Laat in geval van dringende niet uit te stellen werkzaamheden in een ruimte met asbeststatus “oranje” (of rood), voorafgaande aan de werkzaamheden, asbestdeskundige vaststellen of en met welke maatregelen die werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden.
- Zorg dat binnen de organisatie de asbestdeskundigen beschikbaar zijn. Dit zijn personen die risico’s kunnen inschatten en maatregelen kunnen beoordelen op het gebied van de discipline waar de werkzaamheden worden uitgevoerd (bijv. veiligheidskundige) en daarbij ook de risico’s van de aanwezige asbesthoudende componenten (bijvoorbeeld Werkverantwoordelijke asbest (WVA)/GAI, voorheen DTAN/DIA) kunnen inschatten. De asbestdeskundige is niet direct betrokken bij de uitvoerende werkzaamheden.
- In de auditprogramma’s van de Netwerkbedrijven zijn de beheersmaatregelen op het gebied van asbest een vast onderdeel.
Brancheafspraken
- Er wordt naar gestreefd om voor 1 januari 2024 alle betreedbare ruimtes gebouwd voor 1 januari 1995 of met installaties van voor 1 januari 1995 geïnventariseerd te hebben en asbestveilig (asbeststatus groen of geel) te hebben gemaakt.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Hoofdstuk 4
- Specifiek Afdeling 5 Aanvullende voorschriften asbest
- Specifiek Artikel 4.54b Uitzonderingen asbestinventarisatie
Normen
- NEN-EN 689 Werkplekatmosfeer – Leidraad voor de beoordeling van de blootstelling bij inademing van chemische stoffen voor de vergelijking met de grenswaarden en de meetstrategie
- NEN 2991 – lucht – bepaling van de asbestconcentraties in de binnenlucht en risicobeoordeling rondom bouwwerken, constructies of objecten waarbij asbesthoudende materialen zijn verwerkt
Hulpmiddelen
- Melding asbestverwijderingswerk aan Inspectie SZW: https://meldingen.inspectieszw.nl/DigitaleDienst.WebApp/?redirectAI=true
- Asbest LMRA
- Aan- en uitkleedprocedure
- Validatieprotocol Netwerkbedrijven
- Bronnenboek netwerkbedrijven (www.bronnenboek.nl)
- Gevalideerde werkinstructies (www.bronnenboek.nl)
Blootstelling aan asbest bij het maken van een aansluiting op AC-gasleidingen
R-13Voor u begint
- U heeft een opleiding asbest en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- Als de omstandigheden afwijken van het VIAG werkplan: staak de werkzaamheden en neem contact op met de werkverantwoordelijke.
- Controleer de aanwezigheid van de benodigde middelen:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- veiligheidslaarzen (S5) of veiligheidsschoenen (S3) met wegwerp overlaarzen
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- voldoende met asbestopdruk gemerkte luchtdichte kunststof afvalzakken
- kunststoffolie van voldoende dikte (minimaal 0,2 mm) en plakband
- emmer water met handveger
- plantenspuit/fles met water
- Zet de omgeving af zodat toegang door derden wordt voorkomen.
- Eet, drink en rook niet binnen de afgebakende werkplek.
- Voer de werkzaamheden zo uit dat daarbij zo min mogelijk werknemers direct betrokken zijn
- Zorg dat de buis bedekt blijft met ongeveer 5 tot 10 cm grond totdat u begint met het werken aan de buis.
- Bij het vrijmaken/schoonmaken van de buis eerst de voorgeschreven PBM aantrekken en vervolgens leidingdeel nat maken.
Tijdens het werk
- Draag een wegwerpoverall, veiligheidslaarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen en het P3 gelaatsmasker. Zie hiervoor de aan- en uitkleedinstructie.
- Graaf de leiding handmatig vrij. Voorkom beschadiging van de leiding door graven.
- Breng folie aan onder de leiding om verspreiding asbestbrokstukken in de grond te voorkomen.
- Reinig de leiding ter hoogte van de te plaatsen gasblaas met een handveger en emmer met water.
- Monteer het blaasgatzadel.
- Vul de kamer van het zadel met water.
- Monteer het opzetstuk, voorzien van terugslagklep of afsluiter, in het blaasgatzadel.
- Monteer het aanboortoestel zonder voorloper op het opzetstuk en maak het aanboorgat.
- Verwijder het aanboortoestel.
- Stop het uitgeboorde asbestcementschijfje onmiddellijk in een kunststof afvalzak voorzien van asbeststickers.
- Inspecteer de werkplek visueel op eventueel achtergebleven asbesthoudend afval en verzamel en verpak dit in een luchtdichte kunststof zak, voorzien van een asbestopdruk.
- Sluit asbestafvalzakken met zo min mogelijk lucht af door middel van de zwanenhalsmethode. Doe een tweede afvalzak om de eerste asbest afvalzak, maar sluit deze nog niet af. Deze kan gebruikt worden voor het verzamelen van de wegwerp PBM na afronding van de werkzaamheden.
- Reinig het aanboortoestel grondig met een borstel en water.
- Monteer blaastoestel en breng de blaas in.
- Na gereedkomen van de werkzaamheden aan de leiding de blazen uitnemen.
- Reinig de blazen en bijbehorende apparatuur grondig, inclusief het binnenwerk met een borstel en water.
- Verwijder de folie onder de leiding en doe deze in de asbestzak.
- Laarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen borstelen en afspoelen. In de profielen van de laarzen mag geen aanhangend vuil meer aanwezig zijn.
- Reinig de gebruikte gereedschappen grondig met een handveger en water.
- Handveger bij voorkeur afvoeren met asbesthoudend afval, bij hergebruik goed schoonmaken met water.
- Trek de wegwerpkleding uit en deponeer de gebruikte wegwerpkleding samen met het filtrerend P3 masker in de speciaal voor AC-afval bestemde containerbag of in de asbest afvalzak en sluit deze af met behulp van de zwanenhalsmethode.
- Zorg altijd dat asbesthoudend afval dubbel verpakt is.
- Was handen en gezicht.
- Voer de asbest afvalzakken af naar een daarvoor bestemde asbestcontainer/asbestinzamelpunt conform eigen interne afval/afvoer procedure.
Tussentijds verlaten van de werkplek:
- Als u tussentijds de werkplek verlaat, gooi dan de wegwerpoverall met de overlaarzen en, bij gebruik van een halfgelaatsmasker, het filter of P3 masker weg in een afvalzak die bij het asbesthoudend afval gaat. Maak het halfgelaatsmasker schoon. Leg uw veiligheidslaarzen en neopreen/nitril handschoenen bij de rand van uw werkplek.
- Was handen en gezicht.
- Gaat u weer terug naar uw werkplek, trek dan een nieuwe wegwerpoverall, overlaarzen en wegwerphandschoenen aan en zet uw schoongemaakt halfgelaatsmasker met nieuwe filters weer op of pak een nieuw P3 wegwerpmasker.
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel en dat zij een opleiding asbest hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor een wasgelegenheid zodat medewerkers hun armen, handen en gezicht kunnen wassen.
- Zorg voor asbest-PBM, bestaande uit:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- wegwerp overlaarzen
- Zorg voor voldoende luchtdichte kunststof afvalzakken voorzien van asbestopdruk.
- Regel de afvoer van het asbesthoudend afval direct van het werk of van de tussenopslag door een daartoe bevoegd bedrijf. Controleer bij het afvalinname punt hoe het afval aangeleverd dient te worden
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en maakt geen onderdeel uit van de arbocatalogus.
Wet- en regelgeving
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Arbeidsomstandighedenregeling, Artikel 8.10 ‘soorten borden incl. bijlage XVIII’.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voor zover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
- VIAG
Richtlijnen
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
Normen
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990: Lucht – Eindbeoordeling na asbestverwijdering.
- NEN 2991: Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
Blootstelling aan asbest bij het herstellen van lekken in AC-gasleidingen m.b.v. een reparatieklem
R-11Voor u begint
- U heeft een opleiding asbest en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- Als de omstandigheden afwijken van het VIAG werkplan: staak de werkzaamheden en neem contact op met de werkverantwoordelijke.
- Controleer de aanwezigheid van de benodigde middelen:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- veiligheidslaarzen(S5) of veiligheidsschoenen (S3) met wegwerp overlaarzen
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- voldoende met asbestopdruk gemerkte luchtdichte kunststof afvalzakken
- kunststoffolie van voldoende dikte (minimaal 0,2 mm) en plakband
- emmer water met handveger
- plantenspuit/fles met water
- Zet de omgeving af zodat toegang door derden wordt voorkomen.
- Eet, drink en rook niet binnen de afgebakende werkplek.
- Voer de werkzaamheden zo uit dat daarbij ten hoogste twee werknemers direct betrokken zijn
- Zorg dat de buis bedekt blijft met ongeveer 5 tot 10 cm grond totdat u begint met het werken aan de buis.
- Bij het vrijmaken/schoonmaken van de buis eerst de voorgeschreven PBM aantrekken en vervolgens leidingdeel nat maken.
Tijdens het werk
- Draag een wegwerpoverall, veiligheidslaarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen en het P3 gelaatsmasker. Zie hiervoor de aan- en uitkleedinstructie
- Graaf de leiding handmatig vrij. Voorkom beschadiging van de leiding door graven.
- Breng folie aan onder de leiding om verspreiding asbestbrokstukken in de grond te voorkomen.
- Reinig de leiding ter hoogte van de te plaatsen reparatieklem met een handveger en emmer met water.
- Monteer de reparatieklem.
- Inspecteer de werkplek visueel op eventueel achtergebleven asbesthoudend afval en verzamel en verpak dit in een luchtdichte kunststof zak, voorzien van een asbestopdruk.
- Sluit asbestafvalzakken met zo min mogelijk lucht af door middel van de zwanenhalsmethode. Doe een tweede afvalzak om de eerste asbest afvalzak, maar sluit deze nog niet af. Deze kan gebruikt worden voor het verzamelen van de wegwerp PBM na afronding van de werkzaamheden.
- Reinig de gebruikte gereedschappen grondig met een handveger en water.
- Handveger bij voorkeur afvoeren met asbesthoudend afval, bij hergebruik goed schoonmaken met water.
- Verwijder de folie onder de leiding en doe deze in de asbestzak.
- Laarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen borstelen en afspoelen. In de profielen van de laarzen mag geen aanhangend vuil meer aanwezig zijn.
- Trek de wegwerpkleding uit en deponeer de gebruikte wegwerpkleding samen met het filtrerend P3 masker in de speciaal voor AC-afval bestemde containerbag of in de asbest afvalzak en sluit deze af met behulp van de zwanenhalsmethode.
- Zorg altiijd dat asbesthoudend afval dubbel verpakt is.
- Was handen en gezicht.
- Voer de asbest afvalzakken af naar een daarvoor bestemde asbestcontainer/asbestinzamelpunt conform eigen interne afval/afvoer procedure.
Tussentijds verlaten van de werkplek:
- Als u tussentijds de werkplek verlaat, gooi dan de wegwerpoverall en, bij gebruik van een halfgelaatsmasker, het filter of P3 masker weg in een afvalzak die bij het asbesthoudend afval gaat. Maak het halfgelaatsmasker schoon. Leg uw veiligheidslaarzen en neopreen/nitril handschoenen bij de rand van uw werkplek.
- Was handen en gezicht.
- Gaat u weer terug naar uw werkplek, trek dan een nieuwe wegwerpoverall, wegwerphandschoenen aan en zet uw schoongemaakt halfgelaatsmasker met nieuwe filters weer op of pak een nieuw P3 wegwerpmasker.
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel en dat zij een opleiding asbest hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor een wasgelegenheid zodat medewerkers hun handen en gezicht kunnen wassen.
- Zorg voor asbest-PBM, bestaande uit:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- wegwerp overlaarzen
- Zorg voor voldoende luchtdichte kunststof afvalzakken voorzien van asbestopdruk.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en maakt geen onderdeel uit van de arbocatalogus.
Wet- en regelgeving
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Arbeidsomstandighedenregeling, Artikel 8.10 ‘soorten borden incl. bijlage XVIII’.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voor zover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
- VIAG
Richtlijnen
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
Normen
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990: Lucht – Eindbeoordeling na asbestverwijdering.
- NEN 2991: Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
Blootstelling aan asbest bij het zetten en verwijderen van blazen in AC-gasleidingen
R-10Voor u begint
- U heeft een opleiding asbest en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- Als de omstandigheden afwijken van het VIAG werkplan: staak de werkzaamheden en neem contact op met de werkverantwoordelijke.
- Controleer de aanwezigheid van de benodigde middelen:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- veiligheidslaarzen (S5) of veiligheidsschoenen (S3) met wegwerp overlaarzen
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- voldoende met asbestopdruk gemerkte luchtdichte kunststof afvalzakken
- kunststoffolie van voldoende dikte (minimaal 0,2 mm) en plakband
- emmer water met handveger
- plantenspuit/fles met water
- Zet de omgeving af zodat toegang door derden wordt voorkomen.
- Eet, drink en rook niet binnen de afgebakende werkplek.
- Voer de werkzaamheden zo uit dat daarbij zo min mogelijk werknemers direct betrokken zijn
- Zorg dat de buis bedekt blijft met ongeveer 5 tot 10 cm grond totdat u begint met het werken aan de buis.
- Bij het vrijmaken/schoonmaken van de buis eerst de voorgeschreven PBM aantrekken en vervolgens leidingdeel nat maken.
Tijdens het werk
- Draag een wegwerpoverall, veiligheidslaarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen en het P3 gelaatsmasker. Zie hiervoor de aan- en uitkleedinstructie.
- Graaf de leiding handmatig vrij. Voorkom beschadiging van de leiding door graven.
- Breng folie aan onder de leiding om verspreiding asbestbrokstukken in de grond te voorkomen.
- Reinig de leiding ter hoogte van de te plaatsen gasblaas met een handveger en emmer met water.
- Monteer het blaasgatzadel.
- Vul de kamer van het zadel met water.
- Monteer het opzetstuk, voorzien van terugslagklep of afsluiter, in het blaasgatzadel.
- Monteer het aanboortoestel zonder voorloper op het opzetstuk en maak het aanboorgat.
- Verwijder het aanboortoestel.
- Stop het uitgeboorde asbestcementschijfje onmiddellijk in een kunststof afvalzak voorzien van asbeststickers.
- Inspecteer de werkplek visueel op eventueel achtergebleven asbesthoudend afval en verzamel en verpak dit in een luchtdichte kunststof zak, voorzien van een asbestopdruk.
- Sluit asbestafvalzakken met zo min mogelijk lucht af door middel van de zwanenhalsmethode. Doe een tweede afvalzak om de eerste asbest afvalzak, maar sluit deze nog niet af. Deze kan gebruikt worden voor het verzamelen van de wegwerp PBM na afronding van de werkzaamheden.
- Reinig het aanboortoestel grondig met een borstel en water.
- Monteer blaastoestel en breng de blaas in.
- Na gereedkomen van de werkzaamheden aan de leiding de blazen uitnemen.
- Reinig de blazen en bijbehorende apparatuur grondig, inclusief het binnenwerk met een borstel en water.
- Verwijder de folie onder de leiding en doe deze in de asbestzak.
- Laarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen borstelen en afspoelen. In de profielen van de laarzen mag geen aanhangend vuil meer aanwezig zijn.
- Reinig de gebruikte gereedschappen grondig met een handveger en water.
- Handveger bij voorkeur afvoeren met asbesthoudend afval, bij hergebruik goed schoonmaken met water.
- Trek de wegwerpkleding uit en deponeer de gebruikte wegwerpkleding samen met het filtrerend P3 masker in de speciaal voor AC-afval bestemde containerbag of in de asbest afvalzak en sluit deze af met behulp van de zwanenhalsmethode.
- Zorg altijd dat asbesthoudend afval dubbel verpakt is.
- Was handen en gezicht.
- Voer de asbest afvalzakken af naar een daarvoor bestemde asbestcontainer/asbestinzamelpunt conform eigen interne afval/afvoer procedure.
Tussentijds verlaten van de werkplek:
- Als u tussentijds de werkplek verlaat, gooi dan de wegwerpoverall met de overlaarzen en, bij gebruik van een halfgelaatsmasker, het filter of P3 masker weg in een afvalzak die bij het asbesthoudend afval gaat. Maak het halfgelaatsmasker schoon. Leg uw veiligheidslaarzen en neopreen/nitril handschoenen bij de rand van uw werkplek.
- Was handen en gezicht.
- Gaat u weer terug naar uw werkplek, trek dan een nieuwe wegwerpoverall, overlaarzen en wegwerphandschoenen aan en zet uw schoongemaakt halfgelaatsmasker met nieuwe filters weer op of pak een nieuw P3 wegwerpmasker.
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel en dat zij een opleiding asbest hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor een wasgelegenheid zodat medewerkers hun armen, handen en gezicht kunnen wassen.
- Zorg voor asbest-PBM, bestaande uit:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- wegwerp overlaarzen
- Zorg voor voldoende luchtdichte kunststof afvalzakken voorzien van asbestopdruk.
- Regel de afvoer van het asbesthoudend afval direct van het werk of van de tussenopslag door een daartoe bevoegd bedrijf. Controleer bij het afvalinname punt hoe het afval aangeleverd dient te worden.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en maakt geen onderdeel uit van de arbocatalogus.
Wet- en regelgeving
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Arbeidsomstandighedenregeling, Artikel 8.10 ‘soorten borden incl. bijlage XVIII’.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voor zover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
- VIAG
Richtlijnen
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
Normen
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990: Lucht – Eindbeoordeling na asbestverwijdering.
- NEN 2991: Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
Verwijderen van asbest en afvoeren cementbuizen
R-09Voor u begint
- U heeft een opleiding asbest en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- Als de omstandigheden afwijken van het VIAG werkplan: staak de werkzaamheden en neem contact op met de werkverantwoordelijke.
- Controleer de aanwezigheid van de benodigde middelen:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- veiligheidshelm bij werkzaamheden in de sleuf en bij hijswerkzaamheden
- veiligheidslaarzen (S5) of veiligheidsschoenen (S3) met wegwerp overlaarzen
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- voldoende met asbestopdruk gemerkte luchtdichte kunststof afvalzakken
- kunststoffolie van voldoende dikte (minimaal 0,2 mm) en plakband
- emmer water met handveger
- plantenspuit/fles met water
- container(s) met containerbag of big bag
- Gebruik bij de destructieve werkzaamheden alleen de volgende hulpmiddelen:
- voorhamer, stootijzer of beitel;
- kettingknijper voor het delen van buizen met een inwendige diameter kleiner dan 500 mm;
- pneumatisch aangedreven kettingknijper voor het delen van buizen met een inwendige diameter groter dan 500 mm.
- Zet de omgeving af zodat toegang door derden wordt voorkomen.
- Eet, drink en rook niet binnen de afgebakende werkplek.
- Voer de werkzaamheden zo uit dat daarbij zo min mogelijk werknemers direct betrokken zijn;
- Zorg dat de buis bedekt blijft met ongeveer 5 tot 10 cm grond totdat u begint met het werken aan de buis.
- Bij het vrijmaken/schoonmaken van de buis eerst de voorgeschreven PBM aantrekken en vervolgens leidingdeel nat maken.
- Ontgraaf niet meer AC-gasleiding dan op dezelfde werkdag kan worden verwerkt.
Tijdens het werk
- Draag een wegwerpoverall, veiligheidslaarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen en het P3 gelaatsmasker. Zie hiervoor de aan- en uitkleedinstructie
- Graaf de te breken mof handmatig vrij nadat de leiding is ontgraven. Voorkom beschadiging van de leiding door graven.
- Breng folie aan onder de te breken mof om brokstukken te kunnen opvangen en volledig te kunnen verwijderen.
- Maak de mof nat en splijt deze met behulp van een stootijzer, (voor)- hamer en beitel.
- Zo mogelijk deze handeling tot het stukslaan van één mof beperken. Als de leiding daarvoor te lang is, mag u deze wel op twee punten stukslaan.
- Zorg dat bij alle werkzaamheden de breuk- en snijvlakken vochtig zijn, dus ook direct na het breken vochtig maken.
- De buizen vervolgens uit de opeenvolgende moffen schuiven en uit de sleuf tillen. Als een graafmachine wordt gebruikt moet deze zijn voorzien van klemmen die bekleed zijn met rubber of neopreen, ook kan met een hijsband worden gewerkt. Het gebruik van een hijsketting is niet toegestaan.
- Indien plaatselijke omstandigheden zodanig zijn dat alleen gebruik van stootijzer, (voor)hamer en beitel niet mogelijk is en het noodzakelijk is om buizen met een kettingknijper in stukken te delen, dan moet dit tot het minimum beperkt worden. Tijdens het knippen de buizen vochtig houden.
- Indien bij werkzaamheden veelvuldig breuk optreedt bepaalt de eerstverantwoordelijke de te nemen maatregelen.
- Bij het verwijderen van buizen, breuk zoveel mogelijk voorkomen.
- Kleine brokstukken onmiddellijk verzamelen en verpakken in met asbestopdruk gemerkte kunststof afvalzakken. De zakken direct luchtdicht afsluiten.
- Na beëindiging van de werkzaamheden de werkplek visueel inspecteren op eventueel achtergebleven asbesthoudend afval en dit verzamelen en verpakken in luchtdichte kunststof zakken, voorzien van een asbeststicker.
- Sluit asbestafvalzakken met zo min mogelijk lucht af door middel van de zwanenhalsmethode. Doe een tweede afvalzak om de eerste asbest afvalzak, maar sluit deze nog niet af. Deze kan gebruikt worden voor het verzamelen van de wegwerp PBM na afronding van de werkzaamheden.
- Verpakken van de buizen (en/of andere grote restanten):
- Als de container zich naast de sleuf bevindt, de buis direct in de container geplaatst kan worden EN de container is voorzien van een dubbele inliner (asbest bigbag) hoeft de buis niet te worden ingepakt
- Als de container op afstand staat verpak je de buis IN de sleuf met sleef of plastic folie en transporteer je de buis vervolgens naar de container
- Als er geen container staat moet de buis dubbel ingepakt worden in/aan de sleuf en vervolgens worden getransporteerd.
- Indien er voor reparatie slechts een buisdeel afgevoerd dient te worden, dan mag deze ook, mits dubbel verpakt, naar een daarvoor bestemde asbestcontainer/asbest inzamelpunt conform eigen interne afval/afvoer procedure worden gebracht.
- Dek de asbestafvalcontainers af met een dekzeil of klep en voorzie ze van een waarschuwing “Voorzichtig: bevat asbest”.
- Voer het afval en de asbestcementbuizen bij voorkeur elke werkdag af naar een erkende verwerker.
- Als het asbestafval in de asbestafvalcontainers niet direct van het werk naar een stortplaats wordt afgevoerd, plaats en beveilig deze asbestafvalcontainers dan zodanig dat onbevoegden niet met het asbesthoudende afval in aanraking kunnen komen.
- Reinig de gebruikte gereedschappen grondig met een handveger en water.
- Handveger bij voorkeur afvoeren met asbesthoudend afval, bij hergebruik goed schoonmaken met water.
- Verwijder de folie onder de leiding en doe deze in de asbestzak.
- Laarzen, neopreen/nitril werkhandschoenen borstelen en afspoelen. In de profielen van de laarzen mag geen aanhangend vuil meer aanwezig zijn.
- Trek de asbest PBM uit en deponeer de gebruikte wegwerpkleding samen met het filtrerend P3 masker in de speciaal voor AC-afval bestemde containerbag of in de asbest afvalzak en sluit deze af met behulp van de zwanenhalsmethode.
- Was handen en gezicht.
Tussentijds verlaten van de werkplek:
- Als u tussentijds de werkplek verlaat, gooi dan de wegwerpoverall met de overlaarzen en, bij gebruik van een halfgelaatsmasker, het filtrerend gelaatsstuk of P3 masker weg in een afvalzak die bij het asbesthoudend afval gaat. Maak het halfgelaatsmasker schoon. Leg uw veiligheidslaarzen en neopreen/nitril handschoenen bij de rand van uw werkplek.
- Was handen en gezicht.
- Gaat u weer terug naar uw werkplek, trek dan een nieuwe wegwerpoverall, overlaarzen en wegwerphandschoenen aan en zet uw schoongemaakt halfgelaatsmasker met nieuwe filters weer op of pak een nieuw P3 wegwerpmasker.
Tijdelijke opslag op werklocatie
- Er dienen zodanige maatregelen genomen te worden dat derden niet in aanraking kunnen komen met het opgeslagen asbesthoudend afval.
- Als er op de werklocatie geen container aanwezig is/kan zijn, buizen en/of andere grote onbeschadigde restanten dubbel inpakken met folie welke voorzien is van asbestopdruk.
- Tijdelijke opslaglocatie binnen het werkgebied afbakenen met asbestlint en/of geel zwarte ketting.
Maatregelen organisatie bij verwijderen en afvoeren van AC-buizen
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel en dat zij een opleiding asbest hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor een wasgelegenheid zodat medewerkers hun armen, handen en gezicht kunnen wassen.
- Zorg voor asbest-PBM, bestaande uit:
- wegwerpoverall (type 5/6) vlamvertragend
- neopreen/nitril werkhandschoenen welke goed afsluiten
- een gelaatmasker met P3-filter
- wegwerp overlaarzen
- Zorg voor voldoende luchtdichte kunststof afvalzakken voorzien van asbestopdruk.
- Zorg voor asbestafvalcontainer(s)
- Regel de afvoer van het asbesthoudend afval direct van het werk of van de tussenopslag door een daartoe bevoegd bedrijf. Controleer bij het afvalinname punt hoe het afval aangeleverd dient te worden.
- Regel eventuele tussenopslag rekening houdend met risico’s voor of vanuit de omgeving
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en maakt geen onderdeel uit van de arbocatalogus.
Wet- en regelgeving
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Arbeidsomstandighedenregeling, Artikel 8.10 ‘soorten borden incl. bijlage XVIII’.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voor zover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
- VIAG
Richtlijnen
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
Normen
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990: Lucht – Eindbeoordeling na asbestverwijdering.
- NEN 2991: Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
Blootstelling aan asbest bij lekreparatie door middel van de Syntho-Glass-methode van fitverbindingen met asbesthoudende fitterskit
R-50Maatregelen medewerker bij lekreparatie door middel van de Syntho-Glass-methode van fitverbindingen met asbesthoudende fitterskit
Voor u begint
- U heeft een opleiding asbestherkenning en een uitleg op basis van deze werkinstructie gehad. Zo niet, dan mag u de werkzaamheden niet uitvoeren.
- In een storingssituatie dient u bij het aantreffen van hennep verbindingen ervan uit te gaan dat het asbesthoudende fitterskit verbindingen zijn.
- Zijn de aansluitleidingen van 1978 of ouder (of is de leeftijd niet vast te stellen) dan dient bij voorkeur de hennep met fitterskit verbinding eerst te worden onderzocht op aanwezigheid van asbest. Op basis van de uitkomst zijn er twee mogelijkheden:
- Mogelijkheid 1: De hennep/fitterskit verbinding is niet asbesthoudend. De werkzaamheden kunnen dan op reguliere wijze uitgevoerd worden.
- Mogelijkheid 2: Vastgesteld is dat de hennepverbindingen asbesthoudend fitterskit bevatten of het is niet mogelijk de verbindingen te onderzoeken terwijl de leidingen wel van 1978 of ouder zijn. Er moet dan vanuit worden gegaan dat de fitverbindingen asbesthoudend zijn. Er moet dan gewerkt worden volgens deze werkinstructie.
- Controleer de aanwezigheid van de benodigde middelen:
- FiloSlim3D gaasmat (foto 2)
- Keuze uit 2 type vochtige doekjes, Polkadot wetwipes (de ECO variant is niet te gebruiken) of Wypall 7772 of Wypall 7775 doekjes (foto 3)
- Voldoende met asbestopdruk gemerkte luchtdichte kunststof afvalzakken
- Water om gaasmat te bevochtigen
- Droge schone doek voor droogmaken
- Syntho-Glass SG 520 of SG930
- Primer Densoleen HT 10554
- Kwast
- Isolatieband 30 of 50 mm Densoleen S10
- Duct tape
- Gebruik alleen de voorgeschreven materialen, het beschreven FiloSlim 3D gaasmat voor het nat schuren zorgt ervoor dat er emissievrij gewerkt kan worden.
- De voorgeschreven vochtige doekjes dienen nat te zijn, te droge doekjes hebben geen effect en zorgen voor extra emissie.
- Er zijn voor deze werkzaamheden geen asbest gerelateerde PBM, zoals een overall of ademhalingsbescherming noodzakelijk.
- Als de omstandigheden afwijken van de in de VIAG aangegeven werkwijze: staak de werkzaamheden en neem contact op met de werkverantwoordelijke.
Tijdens het werk
- Voer je LMRA uit op andere asbest toepassingen in de meterkast zoals in de standaard procedures staat, vind je afwijkingen handel dan volgens het vastgestelde proces.
- Leg alle benodigde materialen klaar en zorg dat er tijdens de werkzaamheden geen verspreiding van vezels kan plaatsvinden.
Voorbehandeling ondergrond, voorbereiding leiding (ontvetten, schuren, vrij maken van loszittende delen). De ondergrond moet vrij zijn van corrosie en loszittende coating/verf. - Reinig met een vochtig doekje de te bewerken buis / koppeling (foto 4) en doe het doekje direct in de asbest afvalzak.
- Bevochtig het FiloSlim 3D gaasmatje met water. Om lekken van water uit het matje te voorkomen sla je het overtollige water eruit.
- Gebruik het vochtige FiloSlim 3D gaasmatje om de buis rondom op te ruwen (foto 5). Blijf minimaal 1 cm vanaf de rand van de koppeling.
- Gooi na het schuren het FiloSlim 3D matje direct in de asbest afvalzak.
- Reinig nogmaals met een vochtig doekje de te bewerken buis / koppeling (foto 4) en doe het doekje direct in de afvalzak.
- Maak de leidingdelen daarna droog (deppen) met een schone droge doek. Blijf minimaal 1 cm vanaf de rand van de koppeling. Gooi ook deze doek direct na gebruik in de afvalzak.
Aanbrengen primer - Alvorens DENSOLEN®-HT Primer aan te brengen dient men de inhoud in de originele bus goed te roeren. Daarna kan DENSOLEN®-HT Primer met behulp van eenkwast of rolborstel in een gelijkmatige laag worden aangebracht op het te beschermen staaloppervlak. Breng de primer als eerste aan op het (eventueel) zichtbare deel van het fitterskit en pas daarna op de rest van het oppervlak (foto 6). Na gebruik de bus goed sluiten en gooi de kwast in de afvalzak. DENSOLEN®-HT Primer kan worden verwerkt bij temperaturen tussen -10 °C en +75 °C.
- Sluit de asbest afvalzak met zo min mogelijk lucht door middel van de zwanenhalsmethode af.
- Doe een tweede afvalzak om de eerste asbest afvalzak en sluit ook deze af met de zwanenhalsmethode. Deze zak moet asbeststickers aan de buitenzijde bevatten.
- Voer de afvalzak af volgens de interne asbest afvoer instructies.Vanaf hier wordt de standaard verwerkingsinstructie van de leverancier toegepast.Droogtijd
- DENSOLEN-Primer HT vergt een droogtijd van 5-10 minuten (afhankelijk van temperatuur en windsnelheid). Alvorens men DENSOLEN®wikkelband aanbrengt over het geprimerde oppervlak dient men er zeker van te zijn, dat de primerlaag schoon en droog is. Het wikkelen mag nooit plaatsvinden later dan 3 uur na het aanbrengen van de primerlaag. Indien om bepaalde redenen de voorgeschreven tijd wordt overschreden dient men opnieuw een laag DENSOLEN-Primer HT aan te brengen.
Aanbrengen één wikkeling DENSOLEN®-S10 t.b.v. lekreparatie - Nu kan de wikkeling DENSOLEN S10 worden aangebracht met de zwarte zijde aan de bovenkant. DENSOLEN®-S10 mag alleen worden aangebracht op een geprimerde ondergrond. Allereerst DENSOLEN®-S10 onder lichte spanning één keer rondzetten met een overlap van 100% en vervolgens verder wikkelen met een overlap van minimaal 50%. Het wikkelen dient met een gelijkmatige spanning en overlap te geschieden. De bewikkeling eveneens met 100% overlap beëindigen (foto 7). Tijdens het wikkelen dient de tussenfolie te worden verwijderd. LET OP: Bij moeilijk bereikbare plekken kan men ook stukken DENSOLEN®-S10 knippen en dit met minimaal 50% overlap en onder lichte spanning aanbrengen.
Hierna controle op dichtheid. Indien er gekozen wordt voor afzepen dan na controle afspoelen met water.
Voorbereiding Syntho-Glass SG - Maak gebruik van de bijgeleverde handschoenen. Open de verpakking van het Syntho-Glass SG en vul deze met water.
Zorg ervoor, dat het rolletje Syntho-Glass SG onder water staat en laat het water 20 à 30 seconden intrekken (foto 8 en 9). Zie tabel 1 voor de aantallen, type rollen en maximale breedte voor deze toepassing.
Tabel 1 – Lagen en rollen Syntho-glassAanbrengen 8 lagen wikkeling Syntho-Glass SG - Pak het rolletje Syntho-Glass SG uit de verpakking. Wikkel Syntho-Glass SG om de leiding, te beginnen vanaf ca.1 bandbreedte vanaf het te repareren deel. Wikkel Syntho-Glass SG met 50% overlap. Doorwikkelen tot ca.1 bandbreedte voorbij het te repareren deel. Daarna weer één wikkeling rondom. Tijdens het wikkelen goed in de richting van de wikkeling inwassen. Vervolgens weer met 50% overlap terugwikkelen. Doorgaan tot de rol volledig is gewikkeld. Zorg ervoor, dat tijdens het wikkelen geen plooien en vouwen ontstaan. Door de Syntho-Glass SG rol goed strak aan te rollen wordt dit voorkomen.
- Breng in totaal 8 lagen Syntho-Glass SG aan (1x heen en weer zijn 4 lagen).
- Na het wikkelen met Syntho-Glass SG besproeien met water.
Aanbrengen/wikkelen compressiefolie - Compressiefolie wikkelen, minimaal 3 à 4 lagen en strak aantrekken. Zorg ervoor, dat de folie het Syntho-Glass SG volledig insluit (foto 10 en 11).
- Vervolgens compressiefolie perforeren (foto 12 en 13). Na ca. 30 minuten is het materiaal voldoende uitgehard en kan eventueel de compressiefolie worden verwijderd (dit is niet noodzakelijk).
Na het werk
- Was armen, handen en gezicht.
Maatregelen organisatie bij lekreparatie door middel van de Syntho-Glass-methode van fitverbindingen met asbesthoudende fitterskit
- Zorg dat het werk wordt uitgevoerd door daarvoor bevoegd personeel en dat zij een opleiding asbest hebben gevolgd.
- Zorg voor een instructie/opleiding op basis van deze werkinstructie.
- Zorg voor een wasgelegenheid zodat medewerkers hun armen, handen en gezicht kunnen wassen.
- Zorg voor de benodigde middelen:
- FiloSlim 3D gaasmat (foto 1)
- Keuze uit 2 type vochtige doekjes, Polkadot wetwipes of Wypall 7772 of Wypall 7775 doekjes (foto 2)
- Voldoende met asbestopdruk gemerkte luchtdichte kunststof afvalzakken
- Water om gaasmat te bevochtigen
- Droge schone doek voor droogmaken
- Syntho-Glass SG 520 of SG930
- Primer Densoleen HT 10554
- Kwast
- Isolatieband 30 of 50 mm Densoleen S10
- Duct tape
- Regel de afvoer van het asbesthoudend afval direct van het werk of van de tussenopslag door een daartoe bevoegd bedrijf. Controleer bij het afvalinname punt hoe het afval aangeleverd wordt.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en maakt geen onderdeel uit van de arbocatalogus.
Wet- en regelgeving
- Arbeidsomstandighedenwet, Artikel 8 Voorlichting en onderricht.
- Arbeidsomstandighedenbesluit, Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologische agentia en Hoofdstuk 8 Persoonlijke beschermingsmiddelen en veiligheids- en gezondheidssignalering.
- Arbeidsomstandighedenregeling, Artikel 8.10 ‘soorten borden incl. bijlage XVIII’.
- Asbestverwijderingsbesluit 2005.
- Productenbesluit asbest (geeft regels over etikettering van asbesthoudende producten).
- Warenwetbesluit persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen.
- Besluit inzamelen afvalstoffen.
- Regeling inzamelaars, vervoerders, handelaars en bemiddelaars van afvalstoffen.
- Wet milieubeheer voor zover opslag plaatsvindt binnen de inrichting van de asbestverwijderaar.
- VIAG
Richtlijnen
- Reach Guidance: Stoffenmanager 4.0.
Normen
- Ontwerp-NEN 2939: ‘Werkplekatmosfeer – Bepaling van de concentratie aan respirabele asbestvezels in de lucht bij het werken met of in de directe omgeving van asbest of asbesthoudende producten, met behulp van microscopische technieken’.
- NEN 2990: Lucht – Eindcontrole na asbestinventarisatie (alleen bij asbestsanering).
- NEN 2991: Lucht – Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies, waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt.
Blootstelling aan benzeen bij reparatie gaslekken
R-47Voor u begint
- U mag het werk alleen uitvoeren als u aantoonbaar bent geïnstrueerd over de risico’s van werken in verontreinigde bodem in storingssituaties.
- Zorg dat u beschikt over de juiste PBM’s: een het gehele lichaam bedekkende overall, veiligheidslaarzen of hoge veiligheidsschoenen en handschoenen (alle geschikt voor de uit te voeren werkzaamheden).
- Zorg voor een afgezette werkplek (b.v. met bouwhek, afzethek, skigaas).
Tijdens het werk
- Naast benzeen, kan de bodem ook verontreinigd zijn met andere gevaarlijke stoffen.
- Voer de graafwerkzaamheden zorgvuldig uit en let op afwijkende omstandigheden zoals verkleuringen of geur.
- Beperk de blootstelling aan mogelijk verontreinigde bodem door:
- Bij reparatie van gaslekken altijd de volgende gedragsregels (standaard basishygiënische maatregelen) na te leven:
- Niet roken, eten en drinken tijdens de werkzaamheden.
- Was uw handen, armen en gelaat met water en zeep bij verlaten werkplek en bij pauze.
- Voorkom verontreiniging buiten de werkplek, o.a. de plek waar de pauze gehouden wordt. Bij pauzes o.a. de overall en vuil schoeisel uitdoen.
- Reinig schoeisel en gereedschap.
- Voorkom stofvorming door grond vochtig te houden.
- Gebruik te maken van minimaal een het gehele lichaam bedekkende overall, veiligheidslaarzen of hoge veiligheidsschoenen en handschoenen (geschikt voor de uit te voeren werkzaamheden)
- Bij twijfel over, of afwijkingen in, de bodemkwaliteit of bij onwel worden (hoofdpijn, misselijkheid, tinteling op de tong, huiduitslag, duizeligheid): staak de werkzaamheden en bel de werkverantwoordelijke/leidinggevende. U kunt verontreinigde bodem herkennen aan:
- Vreemde geuren en kleuren;
- Bodemvreemde materialen zoals asbest, puin, asfalt en afval;
- Aanwezigheid van drijflagen (olie);
- Aantasting van bestaande kabels en leidingen;
- Aanwezigheid van verpakkingen van chemische stoffen;
- Geheel of gedeeltelijk afgestorven begroeiing;
- Of als u weet dat er bodem verontreinigende activiteiten hebben plaatsgevonden op de locatie.
- In geval van deze afwijkingen kan uw leidinggevende of de werkverantwoordelijke indien nodig de deskundige raadplegen (b.v. achtervang/calamiteitendienst/veiligheids- of milieudeskundige). De deskundige kan maatwerkmaatregelen vaststellen of adviseren de werkzaamheden te staken. Indien het werk wordt voortgezet, hanteer dan de aangegeven aanvullende PBM.
Na afloop van het werk en bij onderbreking van het werk
- Voorkom verontreiniging buiten de werkplek, o.a. de plek waar de pauze gehouden wordt. Bij pauzes o.a. de overall en vuile schoeisel uitdoen.
- Was bij pauzes en bij het verlaten van de werkplek uw handen, armen en gelaat met water en zeep.
- Trek na afloop persoonlijke beschermingsmiddelen (overall en handschoenen) uit, maak gereedschap, materieel en laarzen goed schoon van aanhangend vuil met zachte borstel en/of water.
- Het reinigen van de overalls moet door de werkgever worden verzorgd (het is niet toegestaan om de overalls thuis te wassen).
In de werkvoorbereiding (werkvoorbereider/engineer/werkverantwoordelijke)
- Als de reparatie van het gaslek planbaar is (Niet Urgente Storing – NUS), kan benzeen in het bodemonderzoek worden betrokken. Deel de resultaten met de uitvoerenden.
- Standaard wordt uitgegaan van veiligheidsklasse Zwart-Vluchtig met het maatregelenpakket (zie toelichting voor deskundigen) bestaande uit:
- Het altijd hanteren van de standaard basishygiënische maatregelen;
- Het gebruik van minimaal geheel lichaam bedekkende overall, veiligheidslaarzen of hoge veiligheidsschoenen en handschoenen (geschikt voor de uit te voeren werkzaamheden);
- Deskundige achtervang (b.v. calamiteitendienst, veiligheidskundige, arbeidshygiënist of milieudeskundige) bij twijfel of afwijkingen.
Tijdens het werk (werkverantwoordelijke/leidinggevende)
- Zorg ervoor dat medewerkers in uitvoering een basistraining ‘verontreinigde bodem’ hebben gevolgd:
- (ingaan op specifieke taken voor uitvoering. Hierin moeten minimaal de volgende onderwerpen zijn behandeld: waarnemen van risico-verhogende bodemvreemde bestanddelen, weten hoe te handelen bij calamiteiten, regels ten aanzien van het herstellen van verschillende bodemlagen, inzicht in verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, gezondheidsrisico’s bij werken in verontreinigde grond, indeling in veiligheidsklassen, blootstellingsroutes, uitvoeringsmaatregelen en elkaar aanspreken. De basistraining wordt minimaal 1 x per 5 jaar verzorgd (tijdsindicatie 4 uur).
- Bespreek met de betrokken medewerkers regelmatig het thema verontreinigde bodem in bijvoorbeeld toolboxen (1x per jaar).
- Zorg ervoor dat de medewerkers beschikken over de juiste middelen zoals hoge schoenen, laarzen, geschikte bedrijfskleding, handschoenen.
- Zorg ervoor dat de medewerkers die gaslekken repareren, medisch geschikt zijn (bijv. GPO). Medische keuring (type A en/of B) met een frequentie die wordt vastgesteld door de bedrijfsarts.
- Geef het goede voorbeeld ten aanzien van de gedragsregels en neem barrières weg die een goede uitvoering ten aanzien van verontreinigde bodem in de weg staan.
- Neem afwijkingen en signalen van medewerkers serieus en laat deze altijd onderzoeken.
- Biedt een sociaal veilige omgeving waarin medewerkers hun zorgen kunnen uiten ten aanzien van verontreinigde bodem.
Aanleiding
In september 2018 heeft Netbeheer Nederland vastgesteld dat gaslekken kunnen leiden tot sterk verhoogde concentraties van benzeen in de grond. In de afgelopen periode is veel onderzoek uitgevoerd naar aard, omvang en verspreiding van bodemverontreiniging (zie bijlage 1) en hieraan gekoppelde risico’s. Eén van de onderzochte risico’s is de blootstelling van gasmonteurs aan benzeen bij het gaslekherstel in een met benzeen verontreinigde in de bodem.
Beoordeling blootstelling via inhalatie van gasmonteurs (zie bijlage 2)
In november 2018 (RPS 18100061RAH 9 november 2018) en mei 2019 (RPS 19040093RAH 16 juli 2019) is de blootstelling via inhalatie gemeten met PAS-metingen (Personal Air Sampling). Uit dit onderzoek blijkt dat de gemiddelde blootstelling van een gasmonteur via inhalatie op ca. 10 % van de grenswaarde (0.2 ppm) zit. De maximaal gemeten blootstelling bedraagt 26% van de grenswaarde. De PAS-metingen zijn uitgevoerd op locaties waarvan bekend was dat deze sterk verontreinigd zijn met benzeen in de grond. De beoordeelde blootstelling via inhalatie betreft een worst-case benadering.
Naast de gasmonteurs zijn ook metingen verricht bij kraanmachinisten/grondwerkers. De blootstelling aan benzeen bij deze groepen is lager dan de blootstelling aan benzeen bij gasmonteurs.
Blootstelling gasmonteurs anders dan inhalatie (zie bijlage 2)
Benzeen kan via 3 routes in het lichaam komen: 1) via inhalatie, 2) via de huid en 3) via inslikken. Om de totale blootstelling van benzeen voor een gasmonteur te bepalen zijn, naast de PAS-metingen in mei 2019, ook metingen verricht via biologische monitoring. Hiervoor zijn urinemonsters aan het begin en aan het einde van de werkdag verzameld en geanalyseerd. De monteurs hebben tijdens het gaslekherstel de standaard maatregelen gebruikt bestaande uit de gasoverall en handschoenen. Uit de biologische monitoring blijkt dat de totale blootstelling aan benzeen in voldoende mate wordt beheerst. De gemeten waarde ligt rond de detectielimiet (max. 1 μmol/mol creat).
Interpretatie wettelijk kader in relatie tot onderzoeksresultaten blootstellingsonderzoeken (bijlage 3)
Op basis van de resultaten uit het bloostellingsonderzoek en het advies inzake het te nemen maatregelenpakket wordt invulling gegeven aan het wettelijk kader inzake gevaarlijke stoffen. De grenswaarde en de drempelwaarde voor benzeen wordt bij dit type werkzaamheden niet overschreden (gemiddeld ca. 10% van grenswaarde). Hierdoor is geen noodzaak voor het onverwijld nemen van aanvullende maatregelen.
Uiteraard blijft altijd het streven van kracht om de blootstelling aan benzeen zo laag als mogelijk te houden en te maken. Aan deze doelstelling wordt door de netbeheerders invulling gegeven door het hanteren van de basishygiënische maatregelen en standaard PBM’s (overall en handschoenen), het inregelen van een herhaling van PAS-metingen en/of biologische monitoring binnen 36 maanden, het continueren van onderzoek naar het voorkomen of beperken van benzeen in bodem ten gevolge van gaslekken, het monitoren van benzeenconcentraties in aardgas én het op basis van deze informatie bijstellen van maatregelen.
Bijlage 1 bij ‘Toelichting voor deskundigen bij reparatie gaslekken’.
Bijlage 2 bij ‘Toelichting voor deskundigen bij reparatie gaslekken’
Bijlage 3 bij ‘Toelichting voor deskundigen bij reparatie gaslekken’
Onbedoeld tegenkomen van ontplofbare oorlogsresten
R-49Tijdens het werk
- Bij twijfel, of onverwacht aantreffen van OO, in het werk hanteer het onderstaande ‘Protocol Toevalsvondst’:
- Niet aankomen, onmiddellijk werkzaamheden stilleggen en 112 bellen.
- Bij noodsituatie contact opnemen met werkverantwoordelijke/leidinggevende.
- Omgeving vrijhouden van toeschouwers en bewoners.
- Verdacht object in de gaten houden tot politie of EODD arriveert.
- Werkzaamheden pas hervatten na overleg met politie of EODD en werkverantwoordelijke/leidinggevende.
Na afloop van het werk
- Laat aangetroffen OO nooit onbeheerd achter! Ook niet aan het einde van de werkdag. Wacht altijd op politie of EODD of op een terugkoppeling van de werkverantwoordelijke.
In de werkvoorbereiding (werkvoorbereider/engineer/werkverantwoordelijke) (vooronderzoek)
- Hanteer het stroomschema om vast te stellen of OO te verwachten is in het werk.
- Indien het gebied aantoonbaar verdacht is voor het voorkomen van OO, schakel een deskundig bedrijf in voor het uitvoeren van WSCS-OCE-indicatieonderzoek en/of vervolgacties (bijv. aanvullend onderzoek of maatregelen in de uitvoering).
Aanrijdgevaar bij gepland werken langs de openbare weg
R-29Voor je begint
- Zorg dat de werkplek is afgezet volgens de 96b (niet-autosnelwegen) en in overeenstemming met een eventueel verstrekt verkeersplan. Neem bij werkzaamheden langs autosnelwegen de maatregelen volgens CROW 96a (autosnelwegen).
- De CROW beschrijft maatregelen voor veelvoorkomende situaties. Bepaal aan de hand van de locatie en plaatselijke omstandigheden of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Meld dit aan de werkverantwoordelijke. Iedere situatie is uniek en maatwerk kan nodig zijn.
- Zorg dat duidelijk is wie welke verantwoordelijkheid heeft wanneer er meerdere partijen bij de werkzaamheden betrokken zijn.
- Houd altijd rekening met specifieke gebruikersgroepen zoals schoolkinderen en ouderen.
- Controleer de afzetting voor je begint. Kijk zelf van een afstand naar de afzetting en verplaats je in de verschillende verkeersdeelnemers.
- Hanteer altijd minimaal de maatregelen die passen bij een basis afzetting:
Bovenstaand voorbeeld betreft de afzetting voor ‘Werken naast de rijbaan met handhaving van de rijbaanbreedte of geringe versmalling’ bij wegen met een snelheid van 30- 60 km/h en voor werkzaamheden die binnen één dag kunnen worden uitgevoerd.
Tijdens het werk
- Draag schone signaalkleding.
- Blijf tijdens werkzaamheden altijd binnen de wegafzetting.
- Zorg dat de afzetting intact blijft en pas deze aan bij veranderende omstandigheden
- Zorg dat de werkplek op of naast de weg (rijbaan, fietspad) wordt afgezet volgens de CROW 96a (autosnelwegen) of 96b (niet-autosnelwegen).
- Stem een verkeersplan waar nodig af met de wegbeheerder.
- Zorg dat de voor de juiste wegafzetting benodigde materialen (afzetting en verkeersborden) beschikbaar zijn en veilig en in de juiste volgorde (kunnen) worden geplaatst.
- Zorg ervoor dat medewerkers beschikken over de voor de werkzaamheden geldende signaalkleding.
- Zorg ervoor dat alle medewerkers die betrokken zijn bij het werken langs de weg (periodiek) een cursus veilig werken aan de weg hebben gevolgd.
Brancheafspraken
Alle medewerkers die betrokken zijn bij het werken langs de weg hebben (periodiek) de cursus veilig werken aan de weg gevolgd.
Hulpmiddelen
- CROW 96 a en b
- Verkeerskegels of geleide bakens
- Afzethek minimaal 1,50 meter breed
Vallen van hoogte bij werken met een rolsteiger (voorloopleuningen)
R-33Voor u begint
- Tussen 2,5 meter en 8 meter stahoogte moet de rolsteiger worden opgebouwd en verplaatst door geïnstrueerde medewerkers of deskundigen.
- Controleer of de onderdelen gekeurd en binnen de jaarlijkse keuringstermijn vallen.
- Ga na of alle onderdelen van de rolsteiger aanwezig zijn, en van hetzelfde type zijn.
- Controleer ter plekke of de onderdelen van de rolsteiger schoon en onbeschadigd zijn. Beschadigde of verkeerde onderdelen mag u niet gebruiken, en moeten uit roulatie worden genomen.
- Controleer of er van een stevige, vlakke en draagkrachtige ondergrond sprake is voor de bouw en tijdens het gebruik/ verplaatsen van de rolsteiger.
- De opbouw en gebruiksinstructie behorende bij het type rolsteiger moet op de werkplek aanwezig zijn.
- Bouw en gebruik de rolsteiger volgens de bijbehorende handleiding.
- Bouw rolsteigers hoger dan 2,5 meter met minimaal 2 personen op.
- Lijn de rolsteiger verticaal uit, met een maximale scheefstand van 1% (1 cm per m).
- Platform mag niet worden betreden voordat de heupleuningen zijn aangebracht.
Omgevingsomstandigheden
- Plaats eventueel signalering en/of wegafzettingen i.v.m. omgevingsrisico’s
- Rolsteiger niet gebruiken boven windkracht 6 en borgen tegen omwaaien.
- Plaats geen windvangende elementen die de stabiliteit van de steiger kunnen beïnvloeden (zoals zeilen, schermen of netten).
- Verankering noodzakelijk bij een buitenopstelling en een vloerhoogte > 8 meter.
- Als met onveilige spanning wordt gewerkt (>50 Vac of >120Vdc), in een elektrische bedrijfsruimte of in de omgeving van spanning voerende delen controleer dan of deugdelijke aarding aanwezig en aangebracht is.
Tijdens het werk
- Betreed de steiger alleen via de binnenzijde en sluit het luik.
- Sluit eventuele vloerluiken.
- Maak geen sprongen om afstanden te overbruggen.
- Gebruik een rolsteiger niet als overbrugging tot andere constructies.
- Sta niet op of klim niet langs schoren en leuningen.
- Installeer geen noodladders of geïmproviseerde voorzieningen om de steiger te betreden.
- Zet geen materiaal of gereedschap tegen de leuning.
- Zorg voor een opgeruimde werkvloer.
- Verplaats de rolsteiger altijd zonder personen of losse voorwerpen op de rolsteiger.
- Verplaats de rolsteiger nooit met behulp van een mobiele telekraan, verreiker, heftruck of een andersoortige hijs- of hefwerktuig.
- Belast de rolsteiger niet anders dan de instructie aangeeft, mede om kantelen te voorkomen.
- Ga na of alle zwenkwielen op de rem staan.
- Verhoog de rolsteiger niet met bijvoorbeeld ladders, kisten of andere hulpmiddelen
- indien een rolsteiger hoger dan 8 meter is opgebouwd dienst deze alvorens te verplaatsen verlaagd te worden tot maximaal 8 meter.
Na het werk
- Indien de rolsteiger niet direct gedemonteerd wordt of onbeheerd wordt achtergelaten, neem dan maatregelen om inklimmen door onbevoegden te voorkomen.
- Laat geen onbeheerde spullen, materiaal achter op de rolsteiger.
- Demonteer de rolsteiger conform de gebruikshandleiding van de leverancier.
- Markeer eventuele defecte onderdelen.
- Inventariseer voorafgaande aan de werkzaamheden het gebruik van alternatieve arbeidsmiddelen. (arbeidhygiënische strategie)
- Laat rolsteigers boven 2,5 meter stahoogte alleen bouwen door medewerkers die daarvoor geïnstrueerd zijn.
- Zorg dat het rolsteigermateriaal eens per jaar aantoonbaar wordt gekeurd.
- Geef voorlichting en instructie aan de gebruikers.
- Zorg dat de medewerkers beschikken over de gebruikshandleiding van de leverancier.
- Borg dat beschadigde onderdelen uit roulatie worden genomen, en herinzet van deze onderdelen wordt voorkomen.
Brancheafspraken
- Tot een stahoogte van 2,5 meter mag de rolsteiger zelf worden opgebouwd en verplaatst. Tussen 2,5 meter en 8 meter stahoogte moet de rolsteiger worden opgebouwd en verplaatst door geinstrueerde medewerkers of deskundigen.
- indien een rolsteiger hoger dan 8 meter is opgebouwd dient deze alvorens te verplaatsen verlaagd te worden tot maximaal 8 meter.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.16 Voorkomen valgevaar
- Artikel 7.3 Geschikte arbeidsmiddelen
- Artikel 7.4 Deugdelijke arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
- Artikel 7.4a Keuringen
- Artikel 7.5 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.23b Specifieke bepalingen betreffende steigers
- Artikel 7.34 Steigers
Normen
- NEN-EN 1004 Rolsteigers opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen – Materialen, afmetingen, belastingen, veiligheid en prestatie-eisen
- NEN-EN 1298 Rolsteigers. Regels en leidraad voor het opstellen van een handleiding voor de opbouw en het gebruik
Overig/Algemeen
- A-Blad Werk Veilig 2019, Rolsteigers (volandis)
Werken in nauwe ruimten
R-36Voor u begint
- Het is zonder aanvullende maatregelen niet toegestaan te werken in een nauwe ruimte waarin schimmelvorming aanwezig is, in vermoedelijk vervuilde grond of bij mogelijke gasuitstroom.
- Bij het aantreffen van schimmelvorming, vermoedelijk vervuilde grond of bij mogelijke gasuitstroom dienen in overleg met een deskundige aanvullende maatregelen te worden genomen.
Betreed de ruimte niet als de afstand tussen kruipluik en werkplek meer dan 5 meter bedraagt. Neem contact op met uw leidinggevende. - In nauwe ruimten moet men permanent gebruik maken van gekalibreerde explosie-/zuurstofmeter(s).
- Controleer de meter(s) voor het betreden van de werkplek op de juiste werking.
- Steek de meter(s) in de ruimte en meet de luchtkwaliteit. Betreed de ruimte niet bij afgaan van het alarm. Neem in overleg met uw leidinggevende aanvullende maatregelen.
- Zorg altijd voor een adequate en vrije toegang/vluchtweg naar en van de werkplek.
- Bij de uit te voeren werkzaamheden dient altijd een medewerker buiten de ruimte maar binnen gehoorafstand aanwezig te zijn, zgn. mangatwacht, zolang de werkzaamheden in de nauwe ruimte duren.
- Deze medewerker
- houdt ter plekke toezicht en treedt meteen op wanneer zich gevaren voordoen;
- dient te allen tijde zonder hulpmiddelen contact te kunnen onderhouden met de persoon in de ruimte.
- Vraag of uw collega de instructie ‘werken in nauwe ruimten’ heeft gehad.
- Gebruik alleen elektrisch handgereedschap en lampen die zijn voorzien van accu of worden gevoed met een veilige spanning.
- Stel alle verplaatsbare voedingsbronnen van elektrisch materieel buiten de nauwe ruimte op.
- Staat er water in de nauwe ruimte, verwijder dit dan.
- Draag in vochtige ruimten waterdichte kleding over de werkkleding.
- Controleer of er voldoende ventilatie aanwezig is en bekijk de mogelijkheden tot extra ventilatie.
- Houd de verblijfstijd in de nauwe ruimte zo kort mogelijk.
- Als u twijfels of vragen heeft over de werkzaamheden en risico’s, raadpleeg dan uw leidinggevende
Als er werkzaamheden moeten worden verricht op een plek die moeilijk te betreden is, een beperkte toegang heeft, weinig vluchtmogelijkheden biedt en onvoldoende daglicht heeft, dan is er sprake van een nauwe ruimte.
Er is in ieder geval sprake van:
- gevaar voor verstikking indien de atmosfeer minder dan 18 volumeprocent zuurstof bevat, bij minder dan 19 volumeprocent moeten maatregelen genomen worden.
- gevaar voor bedwelming of vergiftiging indien de concentratie van de betreffende stoffen in de atmosfeer hoger is dan de gezondheidsgrenswaarden,
- gevaar voor brand of explosie als de concentratie van brandbare gassen of dampen hoger is dan 10 procent van de onderste explosiegrenzen, of als de concentratie van zuurstof hoger is dan 21 volumeprocent,
- gevaar voor elektrocutie.
Neem dan de volgende maatregelen:
- Geef periodieke instructie en voorlichting over werken in nauwe ruimten.
- Stel veilige spanning of scheidingstrafo’s voor elektrische apparatuur en verlichting beschikbaar.
- Stel meter(s) ter beschikking.
- Zorg dat de meetapparatuur periodiek gecontroleerd en gekalibreerd wordt.
- Stel een risico-inventarisatie op als:
- bij een huisaansluiting de afstand die in de kruipruimte afgelegd moet worden meer dan 5 meter is;
- er gewerkt wordt met brandbare gassen of zuurstofverbruikende lasmethoden.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en vormt geen onderdeel van de arbocatalogus
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.5g – Gevaar voor verstikking, bedwelming, vergiftiging, brand of explosie
- Artikel 4.85 Nadere voorschriften risico-inventarisatie en –evaluatie
- Artikel 4.86 Gevolgen categorie-indeling
- Artikel 4.87a Voorkomen of beperken van blootstelling
Normen
- NEN 1010, Veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallaties
- NEN-EN-IEC 60079-10-2, Explosieve atmosferen – Deel 10-2: Classificatie van gebieden – Explosieve stofatmosferen
- NEN-EN 45544-4:1999 en, Werkplekatmosfeer – Elektrische apparatuur gebruikt voor de directe opsporing en directeconcentratiemeting van giftige gassen en dampen – Deel 4: Leidraad voor selectie, installatie, gebruik en onderhoud
- NEN-EN 50110-1:2005 en, Bedrijfsvoering van elektrische installaties
- NEN 3140:1998 nl, Bedrijfsvoering van elektrische installaties – Aanvullende Nederlandse bepalingen voor laagspanningsinstallaties
Handelwijze na explosie of brand in een bedrijfsruimte
R-48Handelswijze medewerker na explosie of brand in een bedrijfsruimte
Voor u begint
- Laat meten door een in- of externe deskundige!
- Beoordeel de situatie zorgvuldig
Tijdens het werk
- Draag de door de deskundige voorgeschreven PBM’s:
- Veiligheidsschoeisel
- Werkhandschoenen
- Veiligheidskleding (huidcontact voorkomen) met capuchon
- Halfgelaatsmasker ABEK-P3 filter
- Eet, drink en rook niet tijdens de werkzaamheden.
- Te volgen werkwijze:
- Betreed de ruimte pas na vrijgave brandweer of een in- of externe deskundige als deze door meting heeft aangetoond dat er geen schadelijke stoffen meer aanwezig zijn of op basis van de meting passende maatregelen (PBM’s en ventilatie) mogelijk zijn.
- Bij vrijgave brandweer navragen waar op gemeten is. Naast zuurstof en 10% LEL moet er bij elektrische bedrijfsruimten, voor het betreden zonder adembescherming, gemeten worden op:
- Blauwzuurgas (HCN)
- Zoutzuurgas (HCl)
- Koolmonoxide (CO)
- Ozon (O3)
- Fluoriden
Als het werk klaar is
- Was je handen.
Handelswijze organisatie na explosie of brand in een bedrijfsruimte
- Laat meten door een in- of externe deskundige.
- Stel de juiste PBM’s beschikbaar
- Indien de brandweer de meting en beoordeling niet kan uitvoeren, dient dit te worden gedaan door een daartoe opgeleide interne deskundige of gecertificeerd bedrijf. Geef indien mogelijk vooraf aan welke stoffen aanwezig kunnen zijn. Afhankelijk van de situatie wordt bepaald welke vervolgacties nodig zijn. Bijvoorbeeld extra metingen (mogelijk tot enkele dagen later) en noodzaak toe te passen PBM’s.
- Stel voor het uitvoeren van de schoonmaak- en herstelwerkzaamheden in eigen beheer, een veiligheidsplan op. In dit plan dienen de risico’s met maatregelen te worden benoemd. Denk hierbij ook aan maatregelen bij het gebruik van schoonmaakmiddelen.
Hulpmiddelen
- Arbocatalogus m.b.t. blootstelling aan asbest in ruimtes die onderdeel zijn van het energie transport- en distributienet
- Arbocatalogus en BEI BHS m.b.t. SF6
Hand- en armtrillingen en -schokken
R-23Voor u begint
- Lees de gebruikinstructies van de machine en/of het gereedschap en pas deze toe.
Tijdens het werk
- Zorg voor een stabiele werkhouding.
- Gebruik de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen.
- Zorg bij koude weersomstandigheden dat uw spieren warm blijven.
- Kies voor alternatieve werkmethodes of machines die de noodzaak van blootstelling aan trillingen en schokken voorkomen of verminderen.
- Bied passende werkschema’s aan die de duur en intensiteit van blootstelling beperken. Voldoende rust betekent dat het lichaam tijd krijgt om te herstellen.
- Zorg dat alle medewerkers onder de grenswaarde blijven van 5 m/s2 voor dagelijkse blootstelling aan hand- en armtrillingen, herleid tot een standaardreferentieperiode van acht uur.
- Evalueer de werkzaamheden op het voorkomen van hand- en armtrillingen en -schokken en stel de intensiteit vast. Hanteer hierbij AI-blad 29: Fysieke belasting bij het werk.
- Zorg voor voorlichting en instructie over de maatregelen en risico’s van trillingen, schokken en gebruik van machines. Hierbij komen de volgende aspecten aan de orde:
a. maatregelen die zijn genomen om de risico’s in verband met trillingen of schokken weg te nemen of tot een minimum te beperken;
b. de grenswaarden en actiewaarden voor blootstelling;
c. de resultaten van de verrichte beoordelingen en metingen van trillingen en de gezondheidsschade die de gebruikte arbeidsmiddelen kunnen veroorzaken;
d. het nut van en de methode voor het opsporen en melden van symptomen van gezondheidsschade;
e. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op een arbeidsgezondheidskundig onderzoek;
f. veilige werkmethoden om de blootstelling aan mechanische trillingen tot een minimum te beperken. - Bied medewerkers die voor het eerst aan deze risico’s worden blootgesteld, een periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek aan.
- Als bij een werknemer een aandoening wordt geconstateerd die het gevolg zou kunnen zijn van blootstelling aan mechanische trillingen, worden werknemers, die op soortgelijke wijze zijn blootgesteld aan trillingen, tussentijds in de gelegenheid gesteld een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
- Op verzoek van de werkgever of de betrokken werknemer wordt het arbeidsgezondheidskundig onderzoek opnieuw uitgevoerd. De resultaten van het hernieuwde onderzoek treden in de plaats van het daaraan voorafgaande.
- Een medewerker die blootgesteld wordt aan trillingen wordt in de gelegenheid gesteld periodiek een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan.
- Onderhoud de machines en gereedschappen zoals voorgeschreven.
- Pas machines en gereedschappen aan, bijvoorbeeld door ze te voorzien van trillingsdempende handvatten.
- Zorg dat medewerkers over de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen beschikken.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
- H5 Fysieke belasting
Normen
- NEN-ISO 11228 – 1 Ergonomie – Handmatig verplaatsen van lasten – Tillen en dragen
Hulpmiddelen
- AI-blad 29, fysieke belasting bij het werk
Letsel door vallende voorwerpen
R-28Voor u begint
- Werk niet onder of nabij plaatsen waar op hoogte wordt gewerkt.
- Werk niet binnen het draaibereik van een kraan of graafmachine als dat niet nodig is.
- Draag bij gevaar van vallende voorwerpen altijd een veiligheidshelm. Dit is vaak aangegeven met het volgende bord:
Als u zelf gaat hijsen
- Als u materialen gaat hijsen, zet dan de omgeving af.
- Zorg dat de te hijsen last uitgebalanceerd is, niet kan losschieten en/of wegglijden.
- Voorkom bij hijsen dat materiaal beschadigd raakt. Beschadigd materiaal mag niet meer gebruikt worden.
Als u zelf op hoogte werkt
- Zorg dat materiaal en gereedschap niet zo maar naar beneden kunnen vallen
- Beperk het materiaal op hoogte tot de noodzakelijke middelen
Weersomstandigheden
- Als u buiten gaat werken en windkracht 6 of hoger op de schaal van Beaufort wordt verwacht:
- Wees alert op wisselende weersomstandigheden.
- Staak hijswerk met mobiele kranen.
Tijdens het werk
- Zorg dat hijs- en hefmiddelen niet worden overbelast.
- Stel alleen goedgekeurde en voor het doel geschikte hijs- en hefmiddelen beschikbaar.
- Stel persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar.
Brancheafspraken
–
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.15 Markering gevaarlijke plaatsen
- Artikel 3.17 Voorkomen gevaar door voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen
- Artikel 7.18 Hijs- en hefwerktuigen
- Artikel 7.18a Hijs- en hefwerktuigen voor niet-geleide lasten
- Artikel 7.18b Hijs- en hefwerktuigen voor personen
- Artikel 7.20 Hijs- en hefgereedschap. Artikel 7.21 Werkzaamheden in liftschachten
- Artikel 7.23d Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van werkbakken.
- Artikel 8.3 Beschikbaarheid en gebruik persoonlijke beschermingsmiddelen
Arbeidsomstandigheden regelingen
- Artikel 8.27 Signalering van obstakels en gevaarlijke plaatsen
- Artikel 8.28 Afstemming signalering op obstakel of gevaarlijke plaats
Hulpmiddelen
- Arbo-informatieblad 17 – Hijs- en hefgereedschap en veilig hijsen
Vallen van hoogte bij werken met een hoogwerker
R-30Voor u begint
- Ga na of de hoogwerker geschikt is voor uw werkzaamheden.
- Controleer of de hoogwerker is voorzien van een geldige keuring.
- Gebruik een hoogwerker alleen als u daarvoor bent opgeleid.
- Zet het werkgebied van de hoogwerker voldoende af.
- Plaats de hoogwerker op een stabiele en vlakke ondergrond.
- Als uit de taakrisicoanalyse blijkt dat er sprake is van een verhoogd risico, werk dan met twee medewerkers en zorg voor goede communicatie met elkaar.
- Als u met de bak binnen 50 meter van hoogspanningslijnen komt, overleg dan met uw leidinggevende.
Tijdens het werk
- Alarmaanduidingen of -signalen mag u niet oneigenlijk overbruggen.
- Zorg voor voldoende uitzicht om bots- en knelgevaar te voorkomen.
- Werk op een hoogwerker aangelijnd middels een veiligheidsharnas met een zo kort mogelijke vallijn, voorzien van een valdemper. Gebruik de daartoe bestemde ankerpunten.
- Stap alleen uit de hoogwerker als de hoogwerker hiervoor geschikt is (zie handleiding hoogwerker).
- Werk niet verder dan een armlengte buiten de werkbak van de hoogwerker.
- Bedien de hoogwerker alleen vanaf het daarvoor bestemde vlak.
- Voer alleen hijswerkzaamheden uit met de hoogwerker als de hoogwerker hiervoor geschikt is (zie handleiding hoogwerker).
- Zorg dat de maximale last van de hoogwerker zoals vermeld op het label niet wordt overschreden.
- Vooraf dient de bereikbaarheid van het werkgebied en ondergrond getoetst te worden.
- Borg dat hoogwerkers alleen gebruikt worden door medewerkers die daarvoor zijn opgeleid en geïnstrueerd.
Brancheafspraken
- Er zijn geen wettelijke opleidingseisen voor de gebruiker van de hoogwerker, wel moet de gebruiker deskundig en vaardig zijn en moet het een door het bedrijf toegewezen persoon zijn. Als sector stellen we een certificaat hoogwerker wel verplicht.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.16 voorkomen valgevaar
- Artikel 7.3 Geschikte arbeidsmiddelen
- Artikel 7.4a Keuringen
- Artikel 7.5 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.18b Hijs- en hefwerktuigen voor personen
- Artikel 8.1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel
- Artikel 8.2 Keuze persoonlijk beschermingsmiddel
Normen
- NEN-EN 280 Hoogwerkers – Ontwerpberekeningen – Stabiliteitscriteria – Constructie – Veiligheid – Inspecties en beproevingen
- NEN-EN-IEC 61057 Hoogwerkers met geïsoleerde hefinrichting voor onder spanning werken
- ISO 18878 Hoogwerkers – Opleiding van bedieners
- ISO 18893 Hoogwerkers – Veiligheidsprincipes, inspectie, onderhoud en gebruik
- NEN-EN 365 Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Algemene eisen voor gebruiksaanwijzingen, onderhoud, periodiek onderzoek, reparatie, merken en verpakking
- Praktijkgids persoonlijke beschermingsmiddelen, uitgave NEN
Ziek worden van een op de mens overdraagbare dierziekte
R-37Voor u begint
- Ga na of de werkzaamheden noodzakelijk zijn of uitgesteld kunnen worden
- Mogelijk noodzakelijk
- Opheffen van storingen
- Niet noodzakelijk
- Meteropname
- Aanleg en onderhoud van installaties
- Mogelijk noodzakelijk
- Volg aanwijzingen van de autoriteiten in toezichtgebieden op.
- Vraag toestemming om het terrein te betreden.
- Informeer uw leidinggevende wanneer toegang wordt geweigerd.
- Als de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd, zorg dan dat u in het bezit bent van de volgende middelen:
- wegwerpoverall
- wegwerphandschoenen
- P3-adembescherming
- veiligheidslaarzen
- emmer
- afvalzak
- eventueel ontsmettingsmiddel afhankelijk van de dierziekte (te bepalen door een deskundige).
- Laat de auto op de openbare weg.
- Neem alleen noodzakelijke gereedschappen en materialen mee.
- Kleed u om:
- wegwerpoverall (zet capuchon op)
- wegwerphandschoenen
- P3-adembescherming
- veiligheidslaarzen
- Desinfecteer alle materialen die u meeneemt.
- Desinfecteer bij het betreden van het erf/terrein uw laarzen in de ontsmettingsbak.
Tijdens het werk
- Vermijd contact met besmettingsbronnen zoveel mogelijk.
- Vermijd contact van gereedschap en meetapparatuur met de omgeving.
- Leg gereedschap en meetapparatuur op een kunststof afvalzak.
- Als u de werkplek tussentijds verlaat, laat gereedschap dan zoveel mogelijk achter op de werkplek. Trek direct nadat u door de ontsmettingsbak gelopen bent de persoonlijke beschermingsmiddelen in deze volgorde uit:
- wegwerpoverall
- veiligheidslaarzen
- wegwerphandschoenen
- P3-adembescherming
en stop deze in de daar voor bestemde afvalzak, behalve de laarzen. Als u weer terugkomt bij de werkplek trek dan nieuwe beschermende kleding aan.
Als het werk klaar is
- Desinfecteer alle materialen die u meeneemt.
- Desinfecteer bij het verlaten van het erf/terrein uw laarzen en veiligheidsbril in de ontsmettingsbak.
- Trek de persoonlijke beschermingsmiddelen in deze volgorde uit:
- wegwerpoverall
- veiligheidslaarzen
- veiligheidsbril
- wegwerphandschoenen
- P3-adembescherming
en stop deze in de daar voor bestemde afvalzak, m.u.v. de laarzen en laat deze achter.
- Was bij de auto uw handen en gezicht.
Welke desinfecteermiddelen u moet gebruiken, wordt afhankelijk van de dierziekte nader bepaald door het bevoegd gezag.
- Informeer alle medewerkers dat er in een bepaald gebied een besmettelijke ziekte is waar speciale maatregelen gelden bij de uitvoering van werkzaamheden.
- Bepaal voor welke werkzaamheden het betreden van de afgesloten gebieden noodzakelijk is en stem dit af met het bevoegd gezag.
- Als werkzaamheden doorgang moeten vinden:
- bepaal het minimale aantal medewerkers dat de werkzaamheden moet uitvoeren
- instrueer alle betreffende medewerkers
- Ga na welk desinfecteermiddel moet worden gebruikt en schaf dit aan.
- Zorg dat de medewerkers met de juiste middelen zijn uitgerust
- wegwerpoverall
- wegwerphandschoenen
- P3-adembescherming
- veiligheidslaarzen
- veiligheidsbril
- afvalzak
- emmer
- eventueel desinfecteermiddel
- Houd dagelijks in de gaten hoe de begrenzing van de toezichtgebieden is toegewezen door de autoriteiten, zij bepalen wie er onder welke voorwaarden het gebied mag betreden.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 4.84 Biologische agentia, celculturen en micro-organismen
- Artikel 4.89 Hygiënische beschermingsmaatregelen
- Artikel 8.1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel
Normen
- NEN-EN149:2001 + A1: 2009 Ademhalingsbeschermingsmiddelen – Filtrerende halfmaskers ter bescherming tegen deeltjes – Eisen, beproeving, merken
- NEN-EN 529 Ademhalingsbeschermingsmiddelen – aanbevelingen voor keuze, gebruikverzorging en onderhoud – Praktijkrichtlijn
- NPR-CEN-ISO/TR 18690 Praktijkrichtlijn voor de keuze, gebruik en onderhoud van veiligheids- , beschermings- en werkschoeisel
- NPR-CEN/TR 15321Richtlijnen voor de keuze, gebruik, verzorging en onderhoud van beschermende kleding
Hulpmiddelen
- Arbo-Informatieblad 9 Biologische agentia
Vallen van hoogte bij werken aan een hoogspanningsmast
R-39Voor u gaat werken in een hoogspanningsmast
- U moet in het bezit zijn van een geldig certificaat “Eindtermen werken aan of in de nabijheid van hoogspanningslijnen”
- Er mag alleen geklommen worden als er minimaal twee gecertificeerde medewerkers op de werklocatie aanwezig zijn.
- Controleer voor aanvang van de werkzaamheden of het eventueel aangebrachte vaste valbeveiligingssysteem geen gebreken vertoont en controleer de persoonlijke uitrusting op een geldige keuring en eventuele gebreken. Bij constatering van gebreken of het ontbreken van een geldige keuring van de persoonlijke uitrusting mag u niet klimmen.
- Controleer of het reddingssysteem nabij de mastvoet is neergezet , gekeurd is en geen gebreken vertoont.
- Plaats de toegangsladder stevig in of op de ondergrond.
- Bij extreme weersomstandigheden (sneeuw, ijzel, gladheid, windkracht 6) mag niet geklommen worden.
- Zorg voor voldoende verlichting op de werkplek.
- Indien geen permanente verticale valbeveiliging is aangebracht moet de meest ervaren klimmer met behulp van dubbele klaphaken naar boven klimmen en bovenin de mast een tijdelijke valbeveiliging aanbrengen zodat andere medewerkers zich hieraan vast kunnen zetten.
- Raadpleeg bij twijfel of vragen over de werkzaamheden en risico’s, uw leidinggevende.
Tijdens het werk
- Gebruik de valbeveiliging volgens voorschrift. Indien geen vast aangebracht veiligheidssysteem aanwezig is, gebruik dan beide klaphaken.
- Gebruik aanvullend uw positioneringslijn tijdens werkzaamheden.
- Gebruik werkschoenen, veiligheidsharnas en klimveiligheidshelm volgens voorschrift.
- Hang niet meer dan 5 kg aan uw gordel.
- Regel een periodieke verplichte medische keuring van de betreffende medewerkers die werken op hoogte.
- Zorg voor een V&G plan indien dit noodzakelijk is voor de werkzaamheden.
- Zorg voor periodieke keuring van de (persoonlijke) veiligheidsmiddelen en klimmiddelen.
- Zorg dat alle medewerkers die werken in hoogspanningsmasten gecertificeerd zijn volgens de “Eindtermen werken aan of in de nabijheid van hoogspanningslijnen”.
- Geef periodieke instructie en voorlichting over de risico’s van werken op hoogte in hoogspanningsmasten.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Dit onderdeel is informatief en vormt geen onderdeel van de Arbocatalogus
Arbobesluit
-
artikel 3.1.b t.e.m. 3.5 §1 definities en toepasselijkheid
-
artikel 3.16 Voorkomen valgevaar
-
artikel 3.29 Elektrische installaties en leidingen
-
artikel 7.23a Specifieke bepalingen betreffend en het gebruik van ladders en trappen
-
artikel 7.3 Geschikte arbeidsmiddelen
-
artikel 7.4 Deugdelijke arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
-
artikel 7.4a Keuringen
-
artikel 7.5 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
-
artikel 8.1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel
-
artikel 8.2 Keuze persoonlijk beschermingsmiddel
- NEN-EN 365 Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Algemene eisen voor gebruiksaanwijzingen, onderhoud, periodiek onderzoek, reparatie, merken en verpakking
- NEN-EN 354 Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Veiligheidslijnen
- NEN‑EN 358 Persoonlijke uitrusting voor werkplekpositionering en ter voorkoming van vallen; Gordels voor werkplekpositionering en -behoud en verbindingsmiddelen voor gordels.
- NEN-EN 131-1 Ladders – Deel 1: Termen, typen, functionele afmetingen
- NEN-EN 131-2 Ladders – Deel 2: Eisen, beproeven, labeling
- NEN-EN 131-3 Ladders – Deel 3: Gebruikersinformatie
- NEN-EN 131-4 Ladders – Deel 4: Enkele en meervoudige scharnierverbindingsladders
- NEN 2484 Draagbaar klimmaterieel – Ladders en trappen – Termen, definities, eisen, beproevingsmethoden, gebruik en onderhoud
- NEN-EN 795:2012 – Personal Fall Protection Equipment – Anchor Devices.
- Uitvoeringsbesluit EU 2015/2181 van 24 november 2015
- Leidraad Veilig werken op hoogte: keuze van het juiste arbeidsmiddel (VNO-NCW, brochure)
- Praktijkgids persoonlijke beschermingsmiddelen, uitgave NEN
- Eindtermen werken aan of in de nabijheid van hoogspanningslijnen 2.0
Tillen en dragen
R-22Voor u begint
- Draag veiligheidsschoeisel
- Til of draag geen objecten zwaarder dan 25 kilo per persoon (onder ideale omstandigheden).
- Ga na of u het te tillen object met hulpmiddelen kunt verplaatsen.
- Gebruik hulpmiddelen, zoals een palletwagen, vorkheftruck, takel, e.d. bij het verplaatsen van objecten zwaarder dan 25 kilo en waar mogelijk ook bij lichtere objecten.
- Maximale tilgewichten voor veel voorkomende tilsituaties:
Tilsituatie Maximaal tilgewicht Met twee handen tillen 25 kg Zittend, geknield of gehurkt tillen 10 kg Met een hand tillen 17 kg - Denk bij het tillen van het gewicht ook aan:
Tijdens het werk
- Voorkom onnodig tillen.
- Gebruik hulpmiddelen op de juiste manier.
- Til recht voor het lichaam.
- Til met rechte rug.
- Houd het te tillen object dicht bij het lichaam.
- Til zo weinig mogelijk boven schouderhoogte en onder kniehoogte.
- Draai zo min mogelijk de rug tijdens het tillen en dragen (houd de neus in dezelfde richting als de voeten).
- Zorg voor goede grip, zodat u het te tillen object goed kunt beetpakken (handschoenen).
- Til vanuit de benen en zo min mogelijk vanuit de armen.
- Kies voor alternatieve werkmethodes en hulpmiddelen waardoor tillen en dragen minder vaak of helemaal niet meer nodig zijn.
- Zorg ervoor dat er zo min mogelijk getild hoeft te worden, bijvoorbeeld door de logistieke stroom aan te passen.
- Vervang zware objecten door lichtere varianten.
- Pas zware objecten aan zodat ze niet gedragen hoeven te worden.
- Zorg voor zo min mogelijk piekbelastingen.
- Zorg voor voorlichting en instructie over de risico’s en maatregelen van tillen en dragen en het gebruik van hulpmiddelen.
- Maximale tilgewichten voor veel voorkomende tilsituaties:
Tilsituatie | Actie Limiet (AL-waarde) Waarden onder deze limiet zijn acceptabel en geven weinig risico op gezondheidsklachten door het werk. |
Maximale Actie Limiet (MAL-waarde) Waarden tussen AL en MAL-waarde zijn acceptabel onder voorwaarden, er moeten maatregelen zijn opgenomen in het plan van aanpak. Waarden boven de MAL-waarde zijn onacceptabel. |
Met twee handen tillen | Te berekenen met NIOSH-formule, vraag hiernaar bij de arbo- of HSE-afdeling | 25 kg |
Zittend, geknield of gehurkt tillen | 4,5 kg | 10 kg |
Met een hand tillen | 7,5 kg | 17 kg |
Brancheafspraken
Geen
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbobesluit
- H5 Fysieke belasting
Normen
NEN-ISO 11228 – 1 Ergonomie – Handmatig verplaatsen van lasten – Tillen en dragen
Hulpmiddelen
- AI-blad 29, fysieke belasting bij het werk
- KIM-tool, zie https://www.handlingloads.eu/nl/
- A-blad Tillen (2009)
Duwen en trekken
R-18Maatregelen medewerker bij duwen en trekken
Voor u begint
- Maak de last zo licht mogelijk, bijvoorbeeld door die op te splitsen.
- Maak zo veel mogelijk gebruik van hulpmiddelen, zoals palletwagen, hef- en reachtrucks, hijsmiddelen, lieren, tilmiddelen, hijsmiddelen, heftruck e.d.
- Maak voor het verplaatsen van trafo’s gebruik van hulpmiddelen zoals rijplaten, transformatorhefwagen, stootijzers, autolaadkraan e.d.
- Maak voor het leggen van kabels gebruik van hulpmiddelen zoals haspelwagen, lieren, vijzels, kabeltransporteurs, kabelhondjes e.d.
- Schakel een collega in als de last te zwaar is of te groot qua volume.
- Zorg voor een deugdelijke ondergrond.
- Houd rekening met andere belastende factoren zoals drempels, ruimtegebrek, deugdelijke transportmiddelen, hellingen.
Tijdens het werk
- Duw en trek zoveel mogelijk met twee armen.
- Verkies duwen zo veel mogelijk boven trekken.
- Lever kracht vanuit de benen in plaats van met de armen.
- Bouw het duwen en trekken langzaam op, om piekbelasting te voorkomen.
Maatregelen organisatie bij duwen en trekken
- Ga na bij welke werkzaamheden duwen en trekken voorkomen en stel de intensiteit vast.
- Kies voor alternatieve werkmethodes en hulpmiddelen waardoor duwen en trekken niet nodig zijn, bijvoorbeeld een geleid vervoersysteem.
- Kies voor alternatieve werkmethodes en hulpmiddelen die de inspanning van duwen en trekken verminderen.
- Zorg ervoor dat er zo min mogelijk geduwd of getrokken hoeft te worden door de logistieke stroom aan te passen.
- Zorg voor zo min mogelijk obstakels en hellingen op de werkplek.
- Voorkom uitglijden bij het duwen en trekken door te zorgen voor een stroeve en schone ondergrond.
- Bevorder goed ontworpen en geplaatste handgrepen op objecten die vaak verplaatst worden.
- Zorg voor voorlichting en instructie over de maatregelen en risico’s van duwen en trekken.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbobesluit
- Hoofdstuk5 Fysieke belasting, Artikel 5.1 t/m 5.6
Normen
- NEN-ISO 11228 – 2 Ergonomie – Handmatig verplaatsen van lasten – Duwen en trekken
Hulpmiddelen
- AI-blad 29, fysieke belasting bij het werk
- https://www.fysiekebelasting.tno.nl/nl/
Agressie, intimidatie en geweld
R-08Agressie, intimidatie en geweld (verbaal en/of fysiek, op afstand of direct contact) kan (langdurig) lichamelijke en psychische gevolgen hebben.
Voor u begint
- Ga na of bekend is dat er een verhoogde kans op agressie, intimidatie en geweld is.
- Schat in wat de kans is op mogelijk agressief gedrag of geweld.
Tijdens het werk
- Voer werkzaamheden met een hoog risico op agressie en geweld met twee personen uit.
- Blijf correct.
- Hoor klachten aan.
- Leg eventuele procedures uit.
- Pas de regels toe uit de eventueel gevolgde training ‘agressie en geweld’.
- Probeer escalatie zo veel mogelijk te voorkomen.
- Staak de werkzaamheden bij dreigende escalatie en waarschuw de politie.
- Maak melding van de gebeurtenis binnen uw organisatie.
Bij escalatie
- Staak de werkzaamheden.
- Verlaat de werklocatie.
- Meld het incident direct binnen uw organisatie.
- Praat over het incident met iemand die u vertrouwt (bijvoorbeeld een bedrijfsmaatschappelijk werker, vertrouwenspersoon, leidinggevende, traumaopvang).
Agressie, intimidatie en geweld (verbaal en/of fysiek, op afstand of direct contact) kan (langdurig) lichamelijke en psychische gevolgen hebben.
- Inventariseer bij welke activiteiten en functies agressie en geweld kunnen voorkomen en in welke mate.
- Stel gedragsregels vast voor alle medewerkers. Leg afspraken met betrekking tot agressie en geweld vast in een protocol.
- Laat medewerkers die werkzaamheden moeten verrichten waarbij problemen verwacht kunnen worden (zoals bij afsluiten van klanten of ontmantelen van hennepkwekerijen en illegale zenders in hoogspanningsmasten en andere fraudezaken) de werkzaamheden met twee personen uitvoeren en/of onder begeleiding van politie.
- Laat medewerkers bij voorkeur geen werkzaamheden met een hoog risico op agressie en geweld uitvoeren in de eigen woonomgeving van de medewerker.
- Laat werkzaamheden met een hoog risico op agressie en geweld door twee personen uitvoeren.
- Zorg voor opvang en begeleiding na een escalatie en wijs medewerkers op deze mogelijkheid (traumabegeleiding en opvang).
- Leg vast op welke wijze de organisatie intern en extern omgaat met agressie, intimidatie en geweld tegen medewerkers (zoals brief naar agressor, gesprek met agressor, aangifte bij politie door bedrijf of persoonlijk).
- Ga na of agressie, intimidatie en geweld kunnen worden voorkomen door bedrijfsprocessen aan te passen.
- Ga na of er bouwkundige of technische maatregelen zijn die agressief of gewelddadig gedrag kunnen voorkomen of het effect ervan kunnen beperken.
- Geef medewerkers die een verhoogd risico lopen op verbale en fysieke agressie en geweld voorlichting, instructie en training hoe om te gaan met agressie en geweld.
- Bevorder meldgedrag bij incidenten met agressie en geweld.
- Registreer incidenten waarbij sprake is van agressie, intimidatie en geweld.
- Evalueer periodiek de meldingen van agressie, intimidatie en geweld.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbowet
- Artikel 3. lid 1 De werkgever voert beleid gericht op goede arbeidsomstandigheden.
- Artikel 3. lid 2 De werkgever moet risico’s voorkomen en indien dat niet mogelijk is, deze risico’s beperken.
- Artikel 5 De werkgever inventariseert en evalueert de risico’s en stelt een plan van aanpak op.
- Artikel 8 De werkgever zorgt voor voorlichting, instructie en training aan medewerkers.
Arbobesluit
- Artikel 2.15 Maatregelen ter voorkoming of beperking van psychosociale arbeidsbelasting.
Strafrecht
- Artikel 285 bedreiging, Artikel 266 en 267 belediging
138, 141, 157, 158, 159, 161, 162, 163, 166, 167, 168, 169, 170, 171, 179, 180, 285, 287, 300, 302, 350
Hulpmiddelen
Blootstelling aan harsen
R-07Voor u begint
- Lees eerst het etiket, werkinstructiekaart en/of het veiligheidsinformatieblad over harsen en harders, inclusief wat u moet doen bij calamiteiten.
- Zorg dat de verpakking niet kan lekken.
Tijdens het werk
- Zorg voor voldoende ventilatie.
- Draag de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen:
- Handschoenen
- Oogbescherming
- Werkkleding
- Meng stoffen alleen volgens de voorschriften van de leverancier.
- Eet, drink en rook nooit tijdens het werken met gevaarlijke stoffen.
- Was uw handen voor u gaat eten, drinken, roken of bij toiletbezoek.
Als het werk klaar is
- Voer geopende ongemengde verpakkingen als gevaarlijk afval af.
- Voer gemengde niet uitgeharde 2-componentenhars als gevaarlijk afval af.
- Trek uw werkkleding uit en was uw handen.
Bij een calamiteit
- Als de hars in aanraking komt met de huid, was deze dan onmiddellijk met veel water en zeep.
- Als de hars in aanraking komt met de ogen, spoel dan onmiddellijk met veel water af. Ga met het etiket, werkinstructiekaart en/of het veiligheidsinformatieblad naar de (oog)arts.
- Zoek naar minder gevaarlijke alternatieven.
- Zorg voor instructie en voorlichting over het gebruik van harsen en hun gevaren.
- Zorg dat productinformatie over de harsen op de werkplek aanwezig is of ter plekke via laptop/tablet te raadplegen is.
- Neem de veiligheidsinformatiebladen van de harsen en harders op in het register van gevaarlijke stoffen.
- Zorg voor voorzieningen voor de afvoer van gevaarlijk afval.
- Zorg voor de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen en zie toe op juist gebruik.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 2.4 grenswaarden
- Artikel 4.2 van het Arbobesluit voor het beoordelen van het blootstellingsniveau van toxische stoffen op de werkplek
- Artikel 4.3 grenswaarden
Normen
- ADV 90026 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) – Europese richtlijnen, certificatie en normalisatie – Ontwerp, fabricage, uitlevering en gebruik (2 delen en quick reference)
- UIT 14 Praktijkgids persoonlijke beschermingsmiddelen
- NPR-CEN/TR 15321Richtlijnen voor de keuze, gebruik, verzorging en onderhoud van beschermende kleding
- NPR-CR 13464 Leidraad voor keuze, gebruik en onderhoud van beroepsmatige oog- en gezichtsbeschermers
- NPR-CEN/TR 15419 Beschermende kleding – Richtlijnen voor keuze, gebruik, verzorging en onderhoud van tegen chemicaliën beschermende kleding
Struikelen en uitglijden
R-06Beschrijving: de gevolgen van struikelen en uitglijden variëren van blauwe plekken en kneuzingen tot ernstige breuken. Soms kan dit leiden tot blijvend letsel.
Voor u begint
- Bekijk de werkomgeving of er mogelijke obstakels en gladde oppervlakken zijn.
- Houd tijdens traplopen altijd de leuning vast.
- Zorg voor een vrij toegankelijke werkplek.
- Zorg voor een schone en opgeruimde werkomgeving.
- Zorg dat de werkplek voldoende verlicht is.
- Draag schoeisel dat past bij het werk en werkomgeving.
Tijdens het werk
- Verwijder afval regelmatig zodat het zich niet opstapelt.
- Zet gemaakte vloeropeningen direct af.
- Markeer gladde vloeren en zet deze af.
- Ruim gemorste producten onmiddellijk op.
- Meld niet zelf op te lossen gevaarlijke situaties in looppaden en gangen bij de verantwoordelijke.
Als het werk klaar is
- Laat de werkomgeving schoon en opgeruimd achter.
- Sluit vloeropeningen af.
Beschrijving: de gevolgen van struikelen en uitglijden variëren van blauwe plekken en kneuzingen tot ernstige breuken. Soms kan dit leiden tot blijvend letsel.
- Zorg voor een onderhoudsprogramma voor verlichting, bestrating, trappen en voer dat uit.
- Controleer regelmatig de toegankelijkheid.
- Zorg voor goed werkende verlichting die zo is aangebracht dat alle vloeren gelijkmatig verlicht worden.
- Zorg op trappen waar mogelijk voor leuningen, antisliplagen op de treden, een goede zichtbaarheid en antislipstroken op de randen van de treden.
- Als er moet worden schoongemaakt, zorg dan dat schoonmaakmethoden en -materieel geschikt zijn voor het te behandelen oppervlak.
- Zorg dat uw medewerkers schoeisel gebruiken dat past bij hun werkomgeving. Houd hierbij rekening met het soort werk, het vloeroppervlak, de eigenschappen van de vloer en de antislipeigenschappen van de zolen.
- Zorg dat het vloeroppervlak op elke locatie is aangepast aan de uit te voeren werkzaamheden (bijvoorbeeld dat de vloeren resistent zijn tegen de oliën en chemicaliën die worden gebruikt in de processen).
- Zorg voor voldoende materialen waarmee vloeropeningen en gladde oppervlakken kunnen worden afgezet.
Brancheafspraken
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
- Artikel 3.2 Algemene vereisten
- Artikel 3.14. Verbindingswegen
- Artikel 3.15. Markering gevaarlijke plaatsen
- Artikel 3.16. Voorkomen valgevaar
- PBM-verordening (EU) 2016/425
Hulpmiddelen
PBM gids https://www.arbo-online.nl
Blootstelling aan vervuild SF6 (storingen/calamiteiten)
R-03aVoor u begint
- Gebruik de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen:
- Wegwerpoverall
- Rubber of neopreen handschoenen
- Rubber of neopreen laarzen
- Volgelaatsmasker met B2 P3 filter of een verseluchtkap.
- Meet voor u de ruimte betreedt de SF6 concentratie. Als deze hoger is dan 1200 mg/m3 (200 ppm), mag u de ruimte niet betreden.
- Ventileer de ruimte voor u die betreedt. Als mechanische ventilatie aanwezig is, zet deze dan aan.
- Ontruim de locatie en stel veiligheidszones in.
Tijdens het werk
- Meet continu de SF6 concentratie, deze moet lager zijn dan 1200 mg/m3 (200 ppm). Verlaat anders de ruimte.
- Verwijder los stof met een stofzuiger met absoluutfilter op de uitblaaszijde.
- Verwijder aanhangend stof met niet-rafelend droog materiaal.
Na het schoonmaken kunt u in het compartiment zonder de bovengenoemde persoonlijke beschermingsmiddelen verder werken.
Als het werk klaar is
- Maak de gereedschappen en persoonlijke beschermingsmiddelen schoon met de stofzuiger of met niet rafelende droge doeken of een 10% soda oplossing.
- Maak het stofzuigercompartiment schoon met een in 10% soda gedrenkte doek en plaats de filter en stofzak van de stofzuiger 24 uur lang in een 10% soda oplossing.
- Voer het afval als gevaarlijk afval af.
- Was na beëindiging of bij onderbreking van de werkzaamheden de handen en het gezicht met water en zeep.
Maatregelen organisatie tegen blootstelling aan vervuild SF6 bij onderhoud
- Zorg voor voorlichting en instructie over werken met SF6.
- Zorg dat medewerkers die SF6 terugwinnen uit hoogspanningsschakelaars (vanaf 1000 Volt wisselspanning), beschikken over een diploma SF6 gas in HS installaties. Voor informatie over het examen zie www.bepect.nl.
- Zorg voor opslag voor afvoer van gevaarlijk afval.
- Zorg voor oranje gekleurde flessen (banden) voorzien van een sticker (UN 3308) voor afvoer van het verontreinigde gas naar de leverancier.
- Maak gebruik van gekalibreerde meetapparatuur
- Zorg dat de meetapparatuur periodiek gecontroleerd en gekalibreerd wordt.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenwet
- Artikel 3
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 2.4 Grenswaarden
- H4 Gevaarlijke stoffen
Normen
- NEN-EN-IEC 60480 Leidraad voor de controle en behandeling van zwavelhexafluoride (SF6) in gebruik in elektrische materieel en specificaties voor het hergebruik
- NPR-IEC/TR 62271 Hoogspanningsschakelmaterieel – Deel 303: Gebruik en behandeling van zwavelhexafluoride (SF6)
- ADV 90026 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) – Europese richtlijnen, certificatie en normalisatie – Ontwerp, fabricage, uitlevering en gebruik (2 delen en quick reference)
- NEN-EN 529 Ademhalingsbeschermingsmiddelen – aanbevelingen voor keuze, gebruikverzorging en onderhoud – Praktijkrichtlijn
- NPR-CEN-ISO/TR 18690 Praktijkrichtlijn voor de keuze, gebruik en onderhoud van veiligheids- , beschermings- en werkschoeisel
- UIT 14 Praktijkgids persoonlijke beschermingsmiddelen
- NEN-EN 689 Werkplekatmosfeer – Leidraad voor de beoordeling van de blootstelling bij inademing van chemische stoffen voor de vergelijking met de grenswaarden en de meetstrategie
- NPR-CEN/TR 15321 Richtlijnen voor de keuze, gebruik, verzorging en onderhoud van beschermende kleding
- NPR-CR 13464 Leidraad voor keuze, gebruik en onderhoud van beroepsmatige oog- en gezichtsbeschermers
- NPR-CEN/TR 15419 Beschermende kleding – Richtlijnen voor keuze, gebruik, verzorging en onderhoud van tegen chemicaliën beschermende kleding
Hulpmiddelen
- Veiligheidsinformatieblad
Blootstelling aan stoffen in verontreinigde bodem (gepland werk)
R-02bVoordat u begint
- Ga na of er een veiligheidsklasse is vastgesteld voor de opgedragen werkzaamheden, of dat is vastgesteld dat er geen veiligheidsklasse van toepassing is. De voor uw werkzaamheden geldende veiligheidsklasse of de conclusie dat geen veiligheidsklasse van toepassing is, krijgt u bij uw opdracht.
- Als er geen veiligheidsklasse is vastgesteld en ook niet vaststaat dat er geen veiligheidsklasse van toepassing is, start u niet met de werkzaamheden en neemt u contact op met uw leidinggevende.
- Zorg dat u geïnformeerd bent inzake de vastgestelde veiligheidsklasse en de te nemen maatregelen.
- Indien de vastgestelde veiligheidsklasse “geen veiligheidsklasse” is, neemt u alleen de bekende basismaatregelen (werken volgens basishygiëne).
- Indien de vastgestelde veiligheidsklasse Oranje, Rood of Zwart is, dient er ook een V&G plan of instructie van het werk op het werk aanwezig te zijn.
- Stel vast of de in het V&G plan of instructie voorgeschreven noodzakelijke deskundigheid (DLP of DLP-R) en middelen aanwezig zijn.
- Indien er sprake is van samenwerking met een externe aannemer kan ook de veiligheidskundige van de aannemer de te nemen veiligheidsmaatregelen op de locatie bepaald hebben.
- Let op: er kunnen naast arbo/veiligheidsmaatregelen óók milieumaatregelen mogelijk zijn (bijv. BUS melding).
Tijdens het werk
- Werk niet in sterk verontreinigde bodem als het anders kan.
- Hanteer de regels voor de basishygiëne: werk altijd met een bedekte huid dus draag (bij voorkeur hoge) schoenen of laarzen, bedrijfskleding en handschoenen.
- Voorkom stofvorming door grond vochtig te houden.
- Niet roken, eten en drinken tijdens de werkzaamheden.
- Indien veiligheidsklasse Oranje, Rood of Zwart: werk volgens het aanwezige V&G plan of instructie en volg de aanwijzingen van de DLP-(R) op.
- Gebruik de in het V&G plan of instructie voorgeschreven PBM’s en spreek elkaar aan op de naleving van de gedragsregels.
- Bij onverwachte afwijkingen in de bodem onderbreekt u de werkzaamheden, zorgt dat iedereen afstand neemt en informeert u de DLP-(R) of bel uw leidinggevende. U kunt verontreinigde bodem herkennen aan:
- Vreemde geuren en kleuren;
- Onwel worden (hoofdpijn, misselijkheid, tinteling op de tong, huiduitslag, duizeligheid)
- Bodemvreemde materialen zoals asbest, puin, asfalt en afval;
- Aanwezigheid van drijflagen (olie);
- Aantasting van bestaande kabels en leidingen;
- Aanwezigheid van verpakkingen van chemische stoffen;
- Geheel of gedeeltelijk afgestorven begroeiing;
- Of als u weet dat er bodemverontreinigde activiteiten hebben plaatsgevonden op de locatie.
Na afloop van het werk en bij onderbreking van het werk
- Volg de beschreven procedures uit het V&G plan of instructie. Was tenminste uw handen met water en zeep.
- Voorkom verontreiniging buiten de werkplek, o.a. de plek waar u pauze houdt. Bij pauzes en na afloop van het werk aanhangend vuil verwijderen en/of de overall en vuile schoenen/laarzen uitdoen.
- Na afloop PBM’s (overall) uitdoen, gereedschap en schoenen/laarzen goed schoonmaken.
- Bij gebruik van katoenen overalls geldt dat deze overalls alleen door de werkgever (industrieel) gewassen mogen worden (niet toegestaan om de overalls thuis te wassen).
Maatregelen medewerker werkvoorbereiding
- Zorg dat u bekend bent met de beschikbare bronnen voor het vooronderzoek.
- Stel, aan de hand van een vooronderzoek, de voorlopige veiligheidsklasse van de bodem vast (NEN 5725 of gelijkwaardig).
- Voorkom bij nieuwe aanleg zoveel mogelijk dat in sterk verontreinigde bodem (milieu) of in een bodem met veiligheidsklasse Rood of Zwart wordt gewerkt (alternatief tracé of werkwijze).
- Beschrijf bij veiligheidsklassen Oranje, Rood of Zwart de aangetroffen stoffen en bijbehorende concentraties en neem deze op in een V&G plan “ontwerp”.
- Bij veiligheidsklassen Oranje, Rood en Zwart bepaalt een deskundige welke maatregelen moeten worden genomen en legt deze vast in een V&G plan of instructie.
- Bespreek het vooronderzoek, de resultaten en het eventuele V&G plan of instructie (uitvoering of ontwerp) bij de overdracht of aanbesteding van het werk.
Maatregelen organisatie tegen blootstelling aan stoffen in verontreinigde bodem bij gepland werk
- Zorg ervoor dat medewerkers in uitvoering een basistraining ‘verontreinigde bodem’ hebben gevolgd (ingaan op specifieke taken voor uitvoering. Hierin moeten minimaal de volgende onderwerpen zijn behandeld: waarnemen van risico-verhogende bodemvreemde bestanddelen, weten hoe te handelen bij calamiteiten, regels ten aanzien van het herstellen van verschillende bodemlagen, inzicht in verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, gezondheidsrisico’s bij werken in verontreinigde grond, indeling in veiligheidsklassen, blootstellingsroutes, uitvoeringsmaatregelen en elkaar aanspreken. De basistraining wordt minimaal 1 x per 5 jaar verzorgd (tijdsindicatie 4 uur).
- Zorg dat de medewerker die belast is met het vooronderzoek geïnstrueerd is hoe hij dit vooronderzoek moet uitvoeren en vastleggen.
- Bespreek met de betrokken medewerkers regelmatig het thema verontreinigde bodem in bijvoorbeeld toolboxen (1x per jaar).
- Zorg ervoor dat de medewerkers beschikken over de juiste middelen zoals hoge schoenen, laarzen, geschikte bedrijfskleding, handschoenen.
- Zorg ervoor dat de benodigde deskundigheid (expertise) 24/7 kan worden ingezet indien dit nodig is.
- Zorg ervoor dat de medewerkers die mogelijk werkzaamheden gaan verrichten in bodem met veiligheidsklasse Rood en Zwart, medisch geschikt zijn (bijv. GPO). Medische keuring (type A en/of B) met een frequentie die wordt vastgesteld door de bedrijfsarts.
- Geef het goede voorbeeld ten aanzien van de gedragsregels en neem barrières weg die een goede uitvoering ten aanzien van verontreinigde bodem in de weg staan.
- Neem afwijkingen en signalen van medewerkers serieus en laat deze altijd onderzoeken.
- Biedt een sociaal veilige omgeving waarin medewerkers hun zorgen kunnen uiten ten aanzien van verontreinigde bodem.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving
- Arbowet o.a. art. 3 (rangorde voor typen te treffen maatregelen), art. 5 (RI&E), art. 10 (derden), art. 18 (arbeidsgezondheidskundig onderzoek).
- Arbobesluit Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologisch agentia o.a. afd. 4.2 inzake Carcinogene en Mutagene-stoffen.
- Arbobesluit Hoofdstuk 2, Afdeling 5 “Bouwproces” o.a. art. 2.28, 2e lid onder b.
- Wet Bodembescherming o.a. art. 13, 27, 28, 39, 39A t/m 39F.
- Besluit – en Regeling Uniforme Saneringen.
- Besluit – en Regeling bodemkwaliteit.
- Circulaire bodemsanering 2013.
Hulpmiddelen
- Achtergrondinformatie is te vinden in CROW 400 en AI-blad-22 (Werken met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater).
- Op www.bodemplus.nl vindt u de erkende Kwalibo-gecertificeerde bedrijven.
- BUS-melding (Besluit Uniforme Sanering) bij een geval van ernstige bodemverontreiniging: meer dan 25 m3 bodemvolume grond en/of meer dan 100 m3 grondwater dat sterk is verontreinigd en is ontstaan voor 1987 en voldoet aan de criteria van de Regeling Uniforme Saneringen.
- Een plan van aanpak of saneringsplan bij o.a. een nieuw geval van bodemverontreiniging: alle bodemverontreiniging die is ontstaan na 31 december 1986 ongeacht de concentratie.
Blootstelling aan stoffen in verontreinigde bodem (bij storing/calamiteiten)
R-02aVoor u begint
- Indien u vermoedt dat er sprake is van verontreinigde bodem: stem in overleg met de werkverantwoordelijke de noodzaak van direct herstel of provisorisch herstel van de storing af. Bepaal samen met uw werkverantwoordelijke (evt. uw leidinggevende) of het oplossen van de storing gepland kan worden, dus of de status kan worden verlaagd naar niet-urgent storingsherstel.
- Bepaal of de storingswerkzaamheden op een andere manier kunnen worden uitgevoerd, zodat u niet in mogelijk verontreinigde bodem hoeft te werken. Denk hierbij aan de volgende mogelijkheden:
- een alternatief tracé;
- een tijdelijke noodleiding aanbrengen;
- omleiden via een andere middenspanningsruimte;
- de kabel/leiding bovengronds leggen tot u wel veilig de grond in kunt;
- gebruik van een generator.
- U mag het werk alleen uitvoeren als u aantoonbaar bent geïnstrueerd over de risico’s van werken in verontreinigde bodem in storingssituaties.
- Zorg dat u beschikt over de juiste PBM’s: een geheel lichaam bedekkende gesloten overall, S3 veiligheidslaarzen of hoge veiligheidsschoenen en handschoenen (vanaf veiligheidsklasse rood nitril of NBR handschoenen)
- Zorg voor een afgezette werkplek (b.v. met bouwhek, afzethek, skigaas).
Tijdens het werk
- Voer de graafwerkzaamheden zorgvuldig uit en let op afwijkende omstandigheden zoals verkleuringen of geur.
- Beperk de blootstelling aan verontreinigde bodem door:
- Bij werken in de grond altijd de volgende gedragsregels (standaard hygienische maatregelen) na te leven:
- Niet roken, eten en drinken tijdens de werkzaamheden.
- Was uw handen, armen en gelaat met water en zeep bij verlaten werkplek en bij pauze.
- Voorkom verontreiniging buiten de werkplek, o.a. de plek waar de pauze gehouden wordt. Bij pauzes o.a. de overall en vuil schoeisel uitdoen.
- Reinig schoeisel en gereedschap.
- Voorkom stofvorming door grond vochtig te houden.
- Gebruik te maken van minimaal een geheel lichaam bedekkende gesloten overall, S3 veiligheidslaarzen of hoge veiligheidsschoenen en handschoenen (vanaf veiligheidsklasse rood nitril of NBR handschoenen)
- Bij werken in de grond altijd de volgende gedragsregels (standaard hygienische maatregelen) na te leven:
- Bij twijfel over, of afwijkingen in, de bodemkwaliteit: staak de werkzaamheden en bel de werkverantwoordelijke/leidinggevende. U kunt verontreinigde bodem herkennen aan:
- Vreemde geuren en kleuren;
- Onwel worden (hoofdpijn, misselijkheid, tinteling op de tong, huiduitslag, duizeligheid)
- Bodemvreemde materialen zoals asbest, puin, asfalt en afval;
- Aanwezigheid van drijflagen (olie);
- Aantasting van bestaande kabels en leidingen;
- Aanwezigheid van verpakkingen van chemische stoffen;
- Geheel of gedeeltelijk afgestorven begroeiing;
- Of als u weet dat er bodemverontreinigde activiteiten hebben plaatsgevonden op de locatie.
- In geval van deze afwijkingen kan uw leidinggevende of de werkverantwoordelijke indien nodig de deskundige raadplegen (b.v. achtervang/calamiteitendienst/veiligheids- of milieudeskundige). De deskundige kan maatwerkmaatregelen vaststellen of adviseren de werkzaamheden te staken. Indien het werk wordt voortgezet:
- Werk dan bij een afwijkende situatie (grond is verkleurd, ruikt vreemd of dode
- plantentresten of verpakkingsmateriaal wordt aangetroffen) met aanvullende PBM.
- Draag, indien geadviseerd, een wegwerpoverall en adembescherming (ABEK P3).
- Werk, indien de grond geen afwijkingen vertoont, volgens de standaard hygiënische maatregelen (zoals genoemd bij 2e bullet tijdens het werk).
Na afloop van het werk en bij onderbreking van het werk
- Voorkom verontreiniging buiten de werkplek, o.a. de plek waar de pauze gehouden wordt. Bij pauzes o.a. de overall en vuile schoeisel uitdoen.
- Was bij pauzes en bij het verlaten van de werkplek uw handen, armen en gelaat met water en zeep.
- Trek na afloop persoonlijke beschermingsmiddelen (overall en handschoenen) uit, maak gereedschap, materieel en laarzen goed schoon van aanhangend vuil met zachte borstel en/of water.
- Het reinigen van de overalls moet door de werkgever worden verzorgd (het is niet toegestaan om de overalls thuis te wassen).
Algemene maatregelen organisatie
- Zorg ervoor dat alle medewerkers die in storingssituaties aan het werk gezet kunnen worden een basistraining ‘verontreinigde bodem Operationeel Medewerker (OPM)’ hebben gevolgd. Deze training wordt minimaal eens per 5 jaar herhaald.
- Zorg ervoor dat medewerkers altijd over de juiste standaard persoonlijke beschermingsmiddelen beschikken (hoge schoenen, laarzen, geschikte bedrijfskleding, handschoenen);
- Zorg ervoor dat medewerkers tijdens de werkzaamheden (ook buiten kantoortijden) in staat zijn de standaard hygiënische maatregelen te nemen (aanhangend vuil schoenen verwijderen, handen wassen, bovenkleding uit in auto/bus, maatregelen voor verwerken vuile was en wegwerpoveralls).
- Zorg ervoor dat werkkleding professioneel gereinigd kan worden en niet door de medewerkers thuis wordt gewassen.
- Zorg ervoor dat de medewerkers die mogelijk in sterk verontreinigde grond komen te werken een medische keuring hebben gehad die voldoet aan de bodemkeuring type A of B.
Maatregelen organisatie tegen blootstelling aan gevaarlijke stoffen in verontreinigde bodem bij urgente storingen en calamiteiten
- Zorg ervoor dat uw medewerkers weten wat onder urgente storing of calamiteit wordt verstaan in relatie tot werken in verontreinigde grond. Zie werkwijze eigen reguliere storingsorganisatie.
- In alle andere gevallen wordt het werk niet uitgevoerd en wordt eerst onderzocht door de werkvoorbereiding of de bodem verontreinigd is of niet.
- Zorg ervoor dat de vereiste deskundigheid (24/7) direct kan worden ingezet, indien de situatie dit vereist (bijv. achtervang/ calamiteitendienst).
- Informeer (achteraf) het bevoegd gezag (gemeente, provincie of omgevingsdienst) als ernstige bodemverontreiniging tijdens de werkzaamheden wordt geconstateerd.
- Bespreek minimaal 1 x per jaar het thema verontreinigde bodem bij urgente storingen en calamiteiten in bijvoorbeeld toolboxen en/of instructies.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving
- Arbowet o.a. art. 3 (rangorde voor typen te treffen maatregelen), art. 5 (RI&E), art. 10 (derden), art. 18 (arbeidsgezondheidskundig onderzoek).
- Arbobesluit Hoofdstuk 4 Gevaarlijke stoffen en biologisch agentia o.a. afd. 4.2 inzake Carcinogene en Mutagene-stoffen.
- Arbobesluit Hoofdstuk 2, Afdeling 5 “Bouwproces” o.a. art. 2.28, 2e lid onder b.
- Wet Bodembescherming o.a. art. 13, 27, 28, 39, 39A t/m 39F.
- Besluit – en Regeling Uniforme Saneringen.
- Besluit – en Regeling bodemkwaliteit.
- Circulaire bodemsanering 2013.
Hulpmiddelen
- Achtergrondinformatie is te vinden in CROW 400 en AI-blad-22 (Werken met verontreinigde grond en verontreinigd grondwater).
- Op www.bodemplus.nl vindt u de erkende Kwalibo-gecertificeerde bedrijven.
- BUS-melding (Besluit Uniforme Sanering) bij een geval van ernstige bodemverontreiniging: meer dan 25 m3 bodemvolume grond en/of meer dan 100 m3 grondwater dat sterk is verontreinigd en is ontstaan voor 1987 en voldoet aan de criteria van de Regeling Uniforme Saneringen.
- Een plan van aanpak of saneringsplan bij o.a. een nieuw geval van bodemverontreiniging: alle bodemverontreiniging die is ontstaan na 31 december 1986 ongeacht de concentratie.
Gezondheidsklachten door binnenklimaat
R-20Voor u begint
- Draag kleding in laagjes. Als u het snel warm of koud heeft, kunt u de kleding daar eenvoudig op aanpassen.
Tijdens het werk
- Ga na of u de temperatuur kunt instellen.
- Ga na of de ramen open kunnen en mogen.
- Zorg dat u geen last heeft van stralingswarmte zoals zon op de werkplek.
- Plak geen ventilatieroosters af.
- Meld klachten over het binnenklimaat aan uw leidinggevende.
- Zorg ervoor dat de temperatuur in de winter tussen de 20 en 24 graden is en in de zomer tussen de 23 en 26 graden. Dit is het meest behaaglijke temperatuurgebied.
- Zorg ervoor dat de relatieve luchtvochtigheid tussen de 35 en 70 % is.
- Als natuurlijke ventilatie niet mogelijk is, zorg dan voor goede mechanische ventilatie. De grenswaarde voor een goede kwaliteit van de binnenlucht bedraagt maximaal 1000 ppm CO2 en de streefwaarde is 800 ppm.
- Zorg ervoor dat zonlicht kan worden geweerd, bij voorkeur met buitenzonwering.
- Zorg voor luchttechnische zonering van verontreinigingbronnen. Plaats kopieerapparaten en printers buiten de werkruimten, eventueel met afzuiging.
- Zorg dat ventilatiesystemen worden onderhouden conform de opgave van de fabrikant.
- Onderhoud alle planten goed en gooi verdorde planten en bloemen weg.
- Als er klimaatbeheersing is, controleer dan regelmatig of deze nog voldoet aan de uitgangspunten.
- Als er klimaatbeheersing is, zorg dan dat deze bij verbouwingen blijft voldoen aan de uitgangspunten.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbobesluit
- Artikel 3.19 Afmetingen en luchtvolumen van ruimten
- Artikel 6.2 Luchtverversing
Normen
- NEN 1087 meten en ventilatie
- NEN-EN-ISO 7730 Klimaatomstandigheden – Analytische bepaling en interpretatie van thermische behaaglijkheid door berekeningen van de PMV en PPD-waarden en lokale thermische behaaglijkheid
Hulpmiddelen
- https://www.arboportaal.nl/onderwerpen/luchtverversing
- Arbo Informatieblad 7 Kantoren
- Vuile lucht ontstaat door:
- opname van stofdeeltjes van kleding en vloerbedekking;
- het ademen van mensen;
- uitstoot van kantoorapparatuur zoals printers, faxen en kopieerapparaten;
- micro-organismen zoals schimmels en bacteriën doordat de lucht vochtig is;
- stoffen die tijdens werkprocessen vrijkomen.
Gezondheidsklachten door vuile lucht
Vervuilde lucht kan leiden tot een groot aantal gezondheidsklachten. Veel voorkomende klachten zijn:
- last van de luchtwegen/astma;
- irritatie aan de ogen en huid;
- het optreden van allergische reacties;
- hoofdpijn;
- concentratieproblemen.
Als deze klachten bij veel mensen in hetzelfde kantoorcomplex voorkomen en duidelijk gerelateerd zijn aan het gebouw, spreekt men ook wel van een sick-building-syndrome.
Bij gebouwen met luchtbehandeling installaties moeten de ramen dicht blijven ivm de werking van de installatie.
Gangbare adviezen luchtverversing
In kantoorruimten wordt geadviseerd om een minimale luchtverversing van 30 m³/uur per persoon te hanteren bij licht fysiek inspannende werkzaamheden en 50 m³/uur bij fysiek zwaarder inspannende werkzaamheden.
Maatregelen voor luchtverversing:
- Installeer een efficiënt ventilatiesysteem.
- Vervang stoffilters in het ventilatiesysteem regelmatig en maak de kanalen schoon.
- Plaats printers, faxen en kopieerapparaten die meer dan 5000 kopieën per maand produceren in een aparte ruimte met voldoende ventilatie. Als er meer dan 50.000 afdrukken worden gemaakt, dan is plaatsing in een repro-ruimte en bronafzuiging nodig (aldus Arbo-informatieblad nr. 7: kantoren).
Naast luchtverversing is het ook belangrijk om de werkplek regelmatig te reinigen. Een schone werkplek verbetert de luchtkwaliteit. Neem daarom de volgende maatregelen:
- Zorg ervoor dat de werkplek regelmatig wordt schoongemaakt.
- Hou het bureau zo leeg mogelijk (clean desk policy) zodat stof afgenomen kan worden.
- Maak gebruik van dichte kasten.
- Gebruik gladde vloerbedekking die makkelijk te reinigen is.
Explosiegevaar propaan en butaan
R-25Voor u begint
- Gebruik alleen flessen met de bijbehorende accessoires (tot en met de drukregelaar) die zijn goedgekeurd. De flessen moeten zijn voorzien van een geldig keurmerk en moeten zijn bestemd voor propaan dan wel butaan. Let op! Naast het keurmerk (rondje met daarin de 2 getallen) is de laatste keuringsdatum (jaartal en maand) weergegeven (in de foto: 2008/12). Het jaar van herkeuring staat weergegeven als jaartal (in de foto: 2023).
- Controleer:
- of de slangen niet zijn beschadigd
- of ze met slangklemmen zijn bevestigd,
- of ze zo kort mogelijk zijn.
- Bij karweiflessen mag de slang niet langer dan 2 meter zijn.
- Plaats gasflessen in de bedrijfsauto rechtop en borg ze. Zorg dat de ventilatieopeningen in de vloer niet afgedekt worden.
- Gebruik alleen een fles waarop een drukregelaar of een uitstroombegrenzer is aangebracht.
- Ga na of de wartel van de drukregelaar of uitstroombegrenzer goed op de schroefdraad past en of de pakking onbeschadigd is.
- Controleer of karweiflessen zijn voorzien van een voetstuk en/of een haak voor het ophangen van de fles.
- Keurstempel (EU)
- Laatste keuring (jaar/maand)
- Jaar van herkeuring
Tijdens het werk
- Stoot een propaan-/butaanfles niet om en laat deze ook niet vallen.
- Plaats een propaan-/butaanfles niet in sleuven, putten, kruipruimten of kelders.
- De gassen zijn namelijk zwaarder dan lucht.
- Zorg bij gaswerkzaamheden voor een brandblusser ABC van minimaal 6 kg in de directe omgeving.
- Zorg bij elektrawerkzaamheden voor een brandblusser ABC van minimaal 2 kg in de directe omgeving.
- Plaats gasflessen bij gebruik rechtop.
Als het werk klaar is
- Draai na gebruik altijd de gaskraan van de fles dicht (het gas in de slang en brander wel opbranden).
- Draai ook van een schijnbaar lege fles de kraan dicht.
- Sla de flessen buiten op of in een goed geventileerde ruimte.
- Zorg voor ventilatieopeningen in de vloer van bedrijfswagens.
- Vernieuw de slangen na uiterlijk 2 of 3 jaar, afhankelijk van de garantie die de leverancier geeft.
- Zorg dat de gasflessen uiterlijk 10 jaar na keuringsdatum of in het op de gasflessen vermelde jaar van herkeuring opnieuw worden gekeurd.
- Zorg voor opslag van flessen die voldoet aan PGS 15.
Brancheafspraken
- Bij gastechnische werkzaamheden worden 6 kg brandblussers gebruikt, zoals vermeld in de VIAG.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 4.6 Voorkomen van ongewilde gebeurtenissenArbeidsomstandighedenbeleidsregels
Normen
Overig
- PGS 15 Opslag van verpakte gevaarlijke stoffen – Richtlijn voor brandveiligheid, arbeidsveiligheid en milieuveiligheid
Stootgevaar
R-27Voor u begint
- Draag bij gevaar van stoten altijd een veiligheidshelm of stootpet en veiligheidsschoeisel. Dit is vaak aangegeven met de volgende symbolen:
- Houd in het ontwerp rekening met de hoogte van de constructie, leidingen en andere installatieonderdelen op de plaatsen waar medewerkers hun werkzaamheden moeten gaan uitvoeren (zorg voor een vrije ruimte van 2,2 meter hoog of meer en voldoende werkruimte, minimaal 0,60 meter vrije ruimte).
- Voorkom scherpe randen op plaatsen waar stootgevaar niet is te voorkomen, breng zacht materiaal aan om te voorkomen dat door het stoten verwondingen ontstaan.
- Voorzie onvermijdbaar aanwezige obstakels van randafscherming en een geel-zwarte markering.
- Breng voldoende licht aan op de plaats van het stootgevaar.
- Zorg voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.2 Algemene vereisten
Vallen van hoogte bij gebruik van een ladder
R-32Voor u begint
- Gebruik alleen een ladder als er geen andere mogelijkheden zijn.
- Gebruik de ladder volgens de instructies van de fabrikant.
- Controleer of de ladder is voorzien van een geldige keuringssticker en aanduiding NEN 2484.
- Controleer de ladder op beschadigingen.
- Gebruik geen beschadigde ladder.
- Verwijder vuil van de ladder (modder, zand, olie, enz.).
- Plaats de ladder niet voor een (vlucht)deur of in een vluchtweg.
- Zet de ladder op een stabiele, niet gladde ondergrond onder een hoek van ± 75°.
- Zorg dat de ladder minimaal 1 meter bovenaan doorsteekt om het op en afstappen van de ladder te vergemakkelijken.
- Zorg dat de ladder niet kan wegglijden.
- Zorg dat de ladder is geborgd tegen wegglijden bij een stahoogte vanaf 5 meter.
- Houd de toegang tot de ladder vrij van obstakels en zet deze zo nodig af met lint of een vaste afzetting.
- Gebruik een afhouder als u de ladder tegen een raam of raamkozijn plaatst.
Tijdens het werk
- Ga nooit met zware lasten of meerdere personen de ladder op.
- Ga de ladder altijd op en af met het gezicht naar de ladder gekeerd.
- Sla geen sporten over bij het beklimmen of afdalen
- Houd sporten en schoenen schoon.
- Sta nooit op de drie hoogste sporten.
- Sta nooit langer dan twee uur achter elkaar op de ladder.
- Zorg dat u tijdens het stijgen en dalen altijd drie steunpunten heeft.
- Strek niet verder dan één armlengte zijwaarts.
- Beklim een 3-delige reformladder nooit boven het scharnierpunt
- Zet alleen een ladder in als er geen andere mogelijkheden zijn. Gebruik bij voorkeur een steiger of hoogwerker.
- Zorg dat ladders alleen worden gebruikt tot een stahoogte van maximaal 7,5 meter.
- Stel bij een stahoogte van meer dan 2,5 meter een aanvullende RI&E op.
- Zorg dat uw medewerkers geïnstrueerd zijn.
- Zorg dat de ladders zijn opgenomen in een onderhouds- en keuringsprogramma.
- Zorg dat uw medewerkers nooit langer dan twee uur achter elkaar op de ladder staan en maximaal vier uur per dag.
- Stel een taakrisicoanalyse op als tussen twee en vier uur per dag op de ladder moet worden gewerkt.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.16 Voorkomen valgevaar
- Artikel 7.3 Geschikte arbeidsmiddelen
- Artikel 7.4 Deugdelijke arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
- Artikel 7.4a Keuringen
- Artikel 7.5 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.23 Algemeen lid 2 en 7
- Artikel 7.23a Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van ladders en trappen
Normen
- NEN-EN 131 -1 Ladders – Deel 1: Termen, typen, functionele afmetingen
- NEN-EN 131 – 2 Ladders – Deel 2: Eisen, beproeven, labeling
- NEN-EN 131-3 Ladders – Deel 3: Gebruikersinformatie
- NEN-EN 131-4 Ladders – Deel 4: Enkele en meervoudige scharnierverbindingsladders
- NEN 2484 Draagbaar klimmaterieel – Ladders en trappen – Termen, definities, eisen, beproevingsmethoden, gebruik en onderhoud
- NEN-EN 50528 Isolerende ladders voor gebruik in of nabij laagspanningsinstallaties
- NEN-EN-IEC 61478 Werken onder spanning – Ladders van isolerend materiaal
Algemeen
- Leidraad Veilig werken op hoogte: keuze van het juiste arbeidsmiddel (VNO-NCW, brochure)
Letsel door beknelling of pletten
R-26Voor u begint
- Draag geen wijde of loshangende kledingstukken.
- Lees altijd de bedieningsvoorschriften van machines en gereedschappen.
- Controleer of het gereedschap of de machine is goedgekeurd.
- Gebruik machines en gereedschappen alleen als u daartoe bent geautoriseerd en voldoende deskundig bent.
- Voer een visuele inspectie uit.
- Draag de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen.
Tijdens het werk
- Zorg voor voldoende vrije werkruimte.
- Zorg dat u voldoende afstand houdt van bewegende delen van machines en gereedschappen.
- Gebruik machines en gereedschap uitsluitend voor het doel, de manier en op de plaats waarvoor zij zijn ingericht en bestemd.
- Beveiligingen mag u nooit overbruggen of weghalen.
- Houd in het ontwerp van installaties en ruimtes rekening met voldoende werkruimte.
- Maak alleen gebruik van goedgekeurde arbeidsmiddelen (conform Machinerichtlijn).
- Scherm bewegende delen van machines af.
- Zorg voor regelmatig onderhoud van arbeidsmiddelen.
- Laat machines en apparatuur alleen bedienen door deskundigen.
- Zorg voor goede verlichting bij de machines.
- Zorg voor instructie en voorlichting over veilig werken met arbeidsmiddelen.
- Zorg voor persoonlijke beschermingsmiddelen.
Brancheafspraken
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.17 Voorkomen gevaar door voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen
- Artikel 7.17a Uitrusting mobiele arbeidsmiddelen
- Artikel 7.18b Hijs- en hefwerktuigen voor personen
- Artikel 7.3 Geschiktheid arbeidsmiddelen
- Artikel 7.4 Deugdelijkheid arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
- Artikel 7.5 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.6 Deskundigheid werknemers
- Artikel 7.7 Veiligheidsvoorzieningen in verband met bewegende delen van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.13 Bedieningssystemen
- Artikel 7.14 In werking stellen van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.15 Stopzetten van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.16 Noodstopvoorziening
Normen
- NEN-EN-ISO 13849-1:2008 Veiligheid van machines – Onderdelen van besturingssytemen met een veiligheidsfunctie – Deel 1: Algemene regels voor ontwerp
- NEN-EN 349:1994+A1:2008 Veiligheid van machines – Minimumafstanden ter voorkoming van het bekneld raken van menselijke lichaamsdelen
- NEN-EN 953:1998+A1:2009 Veiligheid van machines – Afschermingen – Algemene eisen voor het ontwerp en de constructie van vaste en beweegbare afschermingen
- ISO 14120:2002 Veiligheid van machines – Afschermingen – Algemene eisen voor het ontwerp en de constructie van vaste en verplaatsbare afschermingen
Hulpmiddelen
- Arbo-Informatieblad 11 Machineveiligheid: afscherming en beveiligingen
Blootstelling aan schadelijk geluid
R-17Maatregelen medewerker bij blootstelling aan schadelijk geluid
Tijdens het werk
- Ga na of op de werkplek gehoorbescherming voorgeschreven is:
- als gevolg van geluid uit de omgeving (let op het pictogram of aanduiding gehoorbeschermingszone), of
- als gevolg van de uit te voeren werkzaamheden, of
- als dit op (hand)gereedschap is aangegeven.
Tijdens het werk
- Laat aangebrachte geluidsafschermingen die bijdragen tot een lagere geluidsbelasting in stand.
- Gebruik de door de werkgever verstrekte gehoorbescherming.
Maatregelen organisatie bij blootstelling aan schadelijk geluid
- Neem allereerst technische of organisatorische maatregelen die blootstelling aan schadelijk geluid wegnemen of tot een minimum beperken. Volg hierbij het Alara principe: zo laag als redelijkerwijs bereikbaar is.
- Inventariseer op welke plaatsen en bij welke werkzaamheden er sprake is van blootstelling aan schadelijk geluid.
- Stel gehoorbeschermingszones vast.
- Markeer de gehoorbeschermingszones.
- Geef uw medewerkers voorlichting en instructie over schadelijk geluid, waarbij onder meer aandacht wordt besteed aan:
a. de aard van de risico’s die voortvloeien uit blootstelling aan lawaai;
b. de genomen maatregelen;
c. de actiewaarden;
d. de resultaten van de beoordeling en meting van de lawaainiveaus waaraan de werknemers zijn blootgesteld en een uitleg van de betekenis en mogelijk daaraan verbonden risico’s;
e. het juiste gebruik van individuele gehoorbeschermers;
f. hoe signalen van gehoorbeschadiging zijn op te sporen en kunnen worden gemeld;
g. de omstandigheden waarin werknemers recht hebben op audiometrisch onderzoek en het doel van dit onderzoek;
h. veilige werkmethoden om de blootstelling aan lawaai tot een minimum te beperken. - Zie erop toe dat medewerkers afspraken en regels nakomen.
- Stel aan medewerkers gehoorbescherming beschikbaar die is afgestemd op het geluidsniveau, het frequentiespectrum, de persoon, de werkplek en de taak.
- Als er voor een medewerker kans op gehoorschade is, stel hem/haar dan in de gelegenheid een audiometrisch onderzoek te ondergaan.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Hoofdstuk 6 afdeling 3.
Normen
- Bepaling van de blootstelling aan geluid op de werkplek – Praktijkmethode
- NEN-ISO 4869-1:1997 Akoestiek – Gehoorbeschermers – Deel 1: Subjectieve methode voor het meten van de geluidverzwakking
- NEN-EN 458:2004 Gehoorbeschermers – Aanbevelingen voor keuze, gebruik, verzorging en onderhoud – Praktijkrichtlijn
Vallen van hoogte bij werken met een steiger
R-34Voor u begint
Steigerkaart
- Controleer of een steigerkaart aanwezig is en controleer de herkeuringsdatum.
- Ontbreekt de steigerkaart of is deze niet geldig, betreed de steiger dan niet.
- Controleer in geval van een hijssteiger of de maximale hijslast is vermeld op de steigerkaart.
- Sta stil bij uw eerste indruk van de steiger: ziet de steiger er voor uw gevoel deugdelijk uit? Zo niet neem dan contact op met de leidinggevende of veiligheidsfunctionaris.
Werkvloer
- Zorg dat de maximale vloerbelasting zoals vermeld op de steigerkaart niet wordt overschreden.
- Zorg voor een opgeruimde werkvloer.
Aarding
- Als met spanningen hoger dan 50 V wisselspanning en/of 120 V gelijkspanning wordt gewerkt, in elektrische bedrijfsruimte of in de omgeving van spanningvoerende delen controleer dan of deugdelijke aarding aanwezig en aangebracht is.
Weersomstandigheden
- Plaats geen windvangende elementen die de stabiliteit van de steiger kunnen beïnvloeden (zoals zeilen, schermen of netten).
- Wees alert op wisselende weersomstandigheden.
Tijdens het werk
- Betreed de steiger alleen via de aangegeven toegangspunten.
- Maak geen sprongen om afstanden te overbruggen.
- Controleer of de te hijsen materialen onder de max. hijslast blijven van de steiger
- Sta of klim niet langs schoren of leuningen.
- Installeer geen noodladders of geïmproviseerde voorzieningen om de steiger te betreden.
- Gebruik geen klimmaterialen op de steiger.
- Zet geen materiaal of gereedschap tegen de leuning.
- Breng aan de steiger geen enkele verandering aan.
- Zorg voor een opgeruimde werkvloer.
- Plaats geen verhogende middelen zoals een ladder of een trap op de steigervloeren.
- Geef alleen opdracht voor steigerbouw aan bedrijven die zich aantoonbaar conformeren aan de richtlijn steigers.
- Bij gebruik van een bijzondere steiger moeten tekeningen, principeberekeningen en verificatie van het steigerontwerp aanwezig zijn.
- Laat steigers alleen bouwen door medewerkers die daarvoor opgeleid zijn.
- Zorg dat de steiger geschikt is voor de werkzaamheden.
- Zorg dat de steigers worden gekeurd.
- Laat de steigers alleen keuren door medewerkers die hiervoor opgeleid en getraind zijn.
- Geef voorlichting en onderricht aan de gebruikers.
- Laat alleen de steigerbouwfirma wijzigingen aanbrengen aan de steiger.
Brancheafspraken
- Op steigers moeten geldige steigerkaart aanwezig zijn bij elke opgang.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbobesluit
- Artikel 3.16 Voorkomen valgevaar
- Artikel 7.3 Geschikte arbeidsmiddelen
- Artikel 7.4 Deugdelijke arbeidsmiddelen en ongewilde gebeurtenissen
- Artikel 7.4a Keuringen
- Artikel 7.5 Montage, demontage, onderhoud, reparatie en reiniging van arbeidsmiddelen
- Artikel 7.23b Specifieke bepalingen betreffende steigers
- Artikel 7.34 Steigers
Normen
- NEN-EN 12811-1 Steigers – Deel 1: Steigers – Prestatie-eisen en algemeen ontwerp
- NEN-EN 12811-2 Steigers – Deel 2: Informatie over materialen
- NEN-EN 12811-3 Steigers – Deel 3: Proefbelastingen
- NEN-EN 1808 Veiligheidseisen voor hangsteigers – Ontwerpberekeningen, stabiliteitscriteria, constructie – Beproevingen
- NEN-EN 1004 Rolsteigers opgebouwd uit geprefabriceerde onderdelen – Materialen, afmetingen, belastingen, veiligheid en prestatie-eisen
- NEN-EN 1495 Hefplateaus – Hefsteigers
- NEN-EN-ISO 12402-10 Persoonlijke drijfmiddelen – Deel 10: Keuze en toepassing van drijfmiddelen en andere relevante middelen
Overig
- Handboek Richtlijn Steigers
Blootstelling aan vervuild SF6 (onderhoud)
R-03bVoor u begint
- Ventileer de ruimte voor u die betreedt. Als mechanische ventilatie aanwezig is, zet deze dan aan.
- Meet de SF6 concentratie in de hoogspanningsruimtes (gelijk aan of hoger dan 50 kV) of als het werkplan dit aangeeft. Voer de metingen laag bij de vloer uit. Bij een lage concentratie SF6 is ventilatie voldoende.
- Als u kort in een ruimte bent, bijvoorbeeld om meetapparatuur te plaatsen, mag de concentratie schone SF6 niet hoger zijn dan 6000 mg/m3 (1000 ppm).
- Als u een ruimte betreedt waar mogelijk enig gelekt SF6 aanwezig kan zijn, mag de concentratie niet hoger zijn dan 1200 mg/ m3 (200 ppm).
- Als u langer in een ruimte verblijft en als u werkzaamheden verricht aan de SF6-apparatuur in die ruimte, mag de concentratie niet hoger zijn dan 60 mg/m3 (10 ppm).
Tijdens het werk
- Rook niet en gebruik geen open vuur in een ruimte met SF6-installaties of in open ruimten die in verbinding staan met ruimten waarin SF6-installaties staan.
- Eet en drink niet in een ruimte met SF6-installaties of in open ruimten die in verbinding staan met ruimten waarin SF6-installaties staan.
- Evacueer SF6-gas zo diep mogelijk naar drukvaten en/of gasflessen.
- Spoel 3 maal met lucht/stikstof.
- Breng het compartiment op atmosferische druk.
- Wacht minimaal een uur met het openen van compartimenten waarin mogelijk vlambogen en/of ontladingen hebben plaatsgevonden. Dit om eventuele poedervormige ontledingen te laten neerslaan. Wanneer er poedervormige ontledingen hebben plaatsgevonden (of het vermoeden hiervan) dient men de volgende persoonlijke beschermingsmiddelen te dragen:
- Wegwerpoverall (klasse 5 of 6)
- Rubber of neopreen handschoenen
- Rubber of neopreen laarzen
- Volgelaatsmasker met B2 P3 filter (filter is voor eenmalig gebruik)
- Meet de SF6 concentratie (lager dan 60 mg/m3 = 10 ppm) bij het openen van de installatie.
- Meet continu het zuurstofgehalte in de installatie als is gespoeld met stikstof. Het zuurstofgehalte moet 20-21% zijn.
- Verwijder los stof met een stofzuiger met absoluutfilter op de uitblaaszijde.
- Verwijder aanhangend stof met niet rafelend droog materiaal.
Na het schoonmaken kunt u in het compartiment zonder de bovengenoemde persoonlijke beschermingsmiddelen verder werken.
Als het werk klaar is
- Maak de gereedschappen en persoonlijke beschermingsmiddelen schoon met de stofzuiger of met een niet rafelende droge doek of een 10% soda oplossing.
- Maak het stofzuigercompartiment schoon met een in 10% soda gedrenkte doek en plaats de filter en stofzak van de stofzuiger 24 uur lang in een 10% soda oplossing.
- Voer het afval als gevaarlijk afval af.
- Zorg voor voorlichting en instructie over werken met SF6.
- Zorg dat medewerkers die SF6 terugwinnen uit hoogspanningsschakelaars (vanaf 1000 Volt wisselspanning), beschikken over een diploma SF6 gas in HS installaties. Voor informatie over het examen zie www.bepect.nl.
- Zorg voor opslag voor afvoer van gevaarlijk afval.
- Zorg voor oranje gekleurde flessen (banden) voorzien van een sticker (UN 3308) voor afvoer van het verontreinigde gas naar de leverancier.
- Maak gebruik van gekalibreerde meetapparatuur
- Zorg dat de meetapparatuur periodiek gecontroleerd en gekalibreerd wordt.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenwet
- Artikel 3
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 2.4 Grenswaarden
- H4 Gevaarlijke stoffen
Normen
- NEN-EN-IEC 60480 Leidraad voor de controle en behandeling van zwavelhexafluoride (SF6) in gebruik in elektrische materieel en specificaties voor het hergebruik
- NPR-IEC/TR 62271 Hoogspanningsschakelmaterieel – Deel 303: Gebruik en behandeling van zwavelhexafluoride (SF6)
- ADV 90026 Persoonlijke beschermingsmiddelen (PPE) – Europese richtlijnen, certificatie en normalisatie – Ontwerp, fabricage, uitlevering en gebruik (2 delen en quick reference)
- NEN-EN 529 Ademhalingsbeschermingsmiddelen – aanbevelingen voor keuze, gebruikverzorging en onderhoud – Praktijkrichtlijn
- NPR-CEN-ISO/TR 18690 Praktijkrichtlijn voor de keuze, gebruik en onderhoud van veiligheids- , beschermings- en werkschoeisel
- UIT 14 Praktijkgids persoonlijke beschermingsmiddelen
- NPR-CEN/TR 15321 Richtlijnen voor de keuze, gebruik, verzorging en onderhoud van beschermende kleding
- NPR-CR 13464 Leidraad voor keuze, gebruik en onderhoud van beroepsmatige oog- en gezichtsbeschermers
- NPR-CEN/TR 15419 Beschermende kleding – Richtlijnen voor keuze, gebruik, verzorging en onderhoud van tegen chemicaliën beschermende kleding
- NEN-EN 689 Werkplekatmosfeer – Leidraad voor de beoordeling van de blootstelling bij inademing van chemische stoffen voor de vergelijking met de grenswaarden en de meetstrategie
Hulpmiddelen
- Veiligheidsinformatieblad
Bedelving
R-35Voor u begint
- Ga na of er extra maatregelen nodig zijn, zoals bij met water verzadigde grond of trillingen door zwaar wegverkeer.
- Ga na of alle voorgeschreven beperkende maatregelen genomen zijn, zoals voor de omgeving (spoor, wegverharding, zonering).
- Kijk op welke diepte kabels, leidingen en buizen liggen.
- Is de diepte van een sleuf of put meer dan 1 meter dan moet, afhankelijk van de grondsoort, een talud worden gegraven:
- Controleer het talud of de grondkering dagelijks en na onderbreking (bijvoorbeeld vanwege slecht weer) op stabiliteit. Herstel deze indien nodig.
- Controleer bij putten en sleufen dieper dan 1,50 meter of de maatregelen uit het V&G-plan zijn uitgevoerd.
Tijdens het werk
- Houd een minimale vrije werkruimte op de bodem aan van 0,80 meter rondom.
- Neem contact op met de leidinggevende als er dieper gewerkt moet worden dan 1,50 meter.
- Zorg dat graafmachines een zodanige afstand tot de put of sleuf houden dat er geen gevaar is voor instorten of inkalven van het talud.
- Zorg dat naast een talud dat dieper is dan 1 meter, binnen 50 cm geen grond of materialen worden opgeslagen, om instorting te voorkomen.
- Voorkom dat materiaal en/of gereedschap in de put of sleuf kan rollen.
- Voorkom dat tijdens werkzaamheden derden of voertuigen in de put of sleuf terecht komen. Goede afzettingen en zo nodig verlichting zijn van groot belang.
- De put of sleuf moet zijn voorzien van voldoende veilige toegangen en uitgangen, bijvoorbeeld door middel van ladders.
- Sleuven moeten zijn voorzien van deugdelijke overgangen.
- Stel een veiligheids- en gezondheidsplan (V&G-plan) op bij werkzaamheden dieper dan 1,50 meter en neem hierin op of er stempelingen, bekistingen of damwanden moeten worden geplaatst en bepaal het aantal en de plaats van de vluchtwegen.
- Inventariseer welke middelen en materialen nodig zijn voor deugdelijke overgangen, voldoende afzetting.
- Ga na of er extra maatregelen nodig zijn, zoals bij met water verzadigde grond of trillingen door zwaar wegverkeer.
- Indien dit het geval is, neem maatregelen als het plaatsen van schotten of bronbemaling of graven onder talud.
- Houd rekening met de omgeving (spoor, wegverharding, zonering).
- Zorg voor een grondkering of een talud als er dieper gegraven wordt dan 1 meter.
- Informeer alle betrokken medewerkers over het plan van aanpak, de risico’s en beheersing van de risico’s.
- Zorg dat de put of sleuf is voorzien van voldoende veilige toegangen en uitgangen, bijvoorbeeld door middel van ladders.
- Zorg voor voorlichting en instructie.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.30 Bouwputten, tunnels, uitgravingen en andere ondergrondse werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden
Hulpmiddelen
- A-blad Arbouw, kabels en buizen leggen
- P25 Putten en Sleuven (informatief)
- www.veiligheidskunde.nl
Vallen van hoogte bij werken aan een vermogenstransformator
R-38Voor u begint
- Controleer of de noodzakelijke middelen tegen vallen in goede staat, onbeschadigd en goedgekeurd zijn.
- Controleer of de middelen geschikt zijn voor de werkzaamheden.
- Gebruik nooit persoonlijke valbeveiligingsmiddelen die een val verwerkt hebben.
- Indien er geen permanente beveiliging tegen vallen aanwezig is, breng dan de voor de werkplek benodigde (tijdelijke) voorzieningen tegen vallen van hoogte aan zoals steigers, ladders, positioneringslijnen, valbeveiligingslijnen en verankeringsogen.
- Als u twijfels heeft over het veilig werken met de aanwezige voorzieningen, neem dan contact op met uw leidinggevende.
Tijdens het werk
- Werk bij gebruik van persoonlijke middelen tegen vallen op de werklocatie met minimaal 2 personen.
- Blijf altijd binnen aangebrachte randvoorzieningen, indien aanwezig.
- Als geen randvoorziening aanwezig is, gebruik dan de voorgeschreven middelen tegen vallen.
- Beperk bij gebruik van een vanglijn de vallengte tot maximaal 2 meter.
Na een val
- Onderbreek na een val de werkzaamheden en meld dit bij uw leidinggevende.
- Overleg met uw leidinggevende of de juiste middelen zijn gebruikt.
- Vervang na een val het persoonlijke beveiligingsmiddel.
Als het werk klaar is
- Verwijder de voorzieningen die u hebt aangebracht tegen vallen van hoogte.
Algemeen
- Zorg dat mensen die gebruik maken van middelen tegen vallen, geïnstrueerd zijn in het gebruik van deze middelen.
- Zorg dat na een val de middelen en voorzieningen tegen vallen herkeurd worden.
- Zorg voor een periodieke inspectie van middelen en voorzieningen tegen vallen.
In bestaande situaties
- Breng indien mogelijk permanente valbeveiliging aan. Indien dit niet mogelijk is zorg dan voor de werkplek benodigde (tijdelijke) voorzieningen tegen vallen van hoogte aan zoals steigers, ladders, positioneringslijnen, valbeveiligingslijnen en verankeringsogen.
- Neem een besluit over aan te brengen voorzieningen (permanent of tijdelijk) tegen het vallen vanaf een transformator.
- Breng een standaardvoorziening aan voor het borgen van een ladder tegen wegglijden.
- Plan, indien nog niet aanwezig, het aanbrengen van deze voorzieningen voorafgaand aan de werkzaamheden.
Voor nieuwe transformatoren
- Neem in het ontwerp van vermogenstransformator en transformatoropstelling bij voorkeur een randbeveiliging op de transformator met als toegang een kooiladder mee: Indien dit niet mogelijk pas dan een vaste of mobiele spanlijn, of verankeringsmast op transformator.
- Breng een standaardvoorziening aan voor het borgen van een ladder tegen wegglijden.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 3.16 Voorkomen valgevaar
- Artikel 7.23 Artikel 7.23c Specifieke bepalingen betreffende het gebruik van toegangs- en positioneringstechnieken met lijnen
- Artikel 8.1 Algemene vereisten persoonlijk beschermingsmiddel
- Artikel 8.2 Keuze persoonlijk beschermingsmiddel
Normen
- NEN-EN 365 Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Algemene eisen voor gebruiksaanwijzingen, onderhoud, periodiek onderzoek, reparatie, merken en verpakking
- NEN-EN 354 Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Veiligheidslijnen Personal fall protective equipment – Lanyards
- NEN‑EN 358 Persoonlijke uitrusting voor werkplekpositionering en ter voorkoming van vallen; Gordels voor werkplekpositionering en -behoud en verbindingsmiddelen voor gordels. Personal equipment for work positioning and prevention of falls from a height; Belts for work positioning and restraint and work positioning lanyards
- NEN-EN 360 Persoonlijke beschermingsmiddelen tegen vallen – Valbeveiligers met automatische lijnspanner
- Praktijkgids persoonlijke beschermingsmiddelen, uitgave NEN
Handmatig opbreken en herbestraten
R-40Maatregelen medewerker bij handmatig opbreken en herbestraten
Voor u begint
- Bepaal hoeveel straatwerk er uitgebroken moet worden.
- Bepaal waar het uitgekomen materiaal opgesteld moet worden.
- U mag per dag maximaal 20 m2 handmatig opbreken en herbestraten.
Tijdens het werk
- Draag naast de reguliere bedrijfskleding een veiligheidsbril, stratenmakerhandschoenen, kniebeschermers en veiligheidsschoenen.
- Gebruik een stootijzer voor het opbreken van de 1e steen/tegel.
- Breek de rest van het straatwerk op met behulp van een stootijzer en schop.
- Plaats het uitgekomen materiaal min. 50 cm naast de put of sleuf. Voorkom hierbij onnodig tilwerk.
- Vraag bij het tillen van zware lasten uw collega om hulp.
- Meld oppervlaktes groter dan 20 m2 direct aan uw leidinggevende.
- Verdicht en egaliseer na gedane werkzaamheden het te herbestraten oppervlak.
- Bij oppervlaktes kleiner dan 20 m2 mag handmatig herbestraat worden indien mechanisch herbestraten onmogelijk is.
- Bepaal bij iedere opdracht of mechanisch herbestraten mogelijk is.
- Als mechanisch herbestraten niet mogelijk is, mag handmatig bestraat worden.
- Stel de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking: kniebeschermers, veiligheidsbril en stratenmakerhandschoenen.
- Laat per monteur/stratenmaker per dag nooit meer dan 20 m2 opbreken en herbestraten.
Brancheafspraken
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
Arbobesluit
- H5 Fysieke belasting
Normen
- NEN-ISO 11228 – 1 Ergonomie – Handmatig verplaatsen van lasten – Tillen en dragen
Hulpmiddelen
- AI-blad 29, fysieke belasting bij het werk
Blootstelling aan schoon SF6
R-04Bij installaties in de open lucht zijn geen veiligheidsmaatregelen nodig.
Voor u begint
- Ventileer de ruimte voor u die betreedt. Als mechanische ventilatie aanwezig is, zet deze dan aan.
- Meet de SF6 concentratie in de hoogspanningsruimtes (gelijk aan of hoger dan 50kV) of als het werkplan dit aangeeft. Voer de metingen laag bij de vloeroppervlakte uit.
- Als u kort in een ruimte bent, bijvoorbeeld om meetapparatuur te plaatsen, mag de concentratie schone SF6 niet groter zijn dan 6000 mg/m3 (1000 ppm).
- Als u een ruimte betreedt waar mogelijk enig gelekt SF6 aanwezig kan zijn, mag de concentratie niet hoger zijn dan 1200 mg/m3 (200 ppm).
- Als u langer in een ruimte verblijft en als u werkzaamheden verricht aan de SF6-apparatuur in die ruimte, mag de concentratie niet hoger zijn dan 60 mg/m3 (10 ppm).
Tijdens het werk
- Rook niet en gebruik geen open vuur in een ruimte met SF6-installaties of in open ruimten die in verbinding staan met ruimten waarin SF6-installaties staan.
- Eet en drink niet in een ruimte met SF6-installaties of in open ruimten die in verbinding staan met ruimten waarin SF6-installaties staan.
- Meet continu de concentratie SF6 bij lassen of solderen of andere werkzaamheden waarbij temperaturen van meer dan 150°C kunnen ontstaan. Wanneer u 10 ppm of meer SF6 meet, stop de werkzaamheden dan onmiddellijk en verlaat de ruimte.
- Zorg voor voorlichting en instructie over werken met SF6.
- Zorg dat medewerkers die SF6 terugwinnen uit hoogspanningsschakelaars (vanaf 1000 Volt wisselspanning), beschikken over een diploma SF6 gas in HS installaties. Voor informatie over het examen zie www.bepect.nl.
- Zorg voor opslag voor afvoer van gevaarlijk afval.
- Overweeg bij nieuwbouw en vervanging alternatieven voor SF6-installaties.
- Leg vast in welke situaties de medewerker metingen moet uitvoeren.
- Maak gebruik van gekalibreerde meetapparatuur die voldoet aan NEN-EN-IEC 60480.
- Zorg dat de meetapparatuur periodiek gecontroleerd en gekalibreerd wordt.
Brancheafspraken
- Gedurende een werkdag van 8 uur bedraagt de maximale grenswaarde 1000 ppm.
Verwijzingen naar wet- en regelgeving, normen en richtlijnen
- Algemene beschrijving opslag en transport van gasflessen, bijvoorbeeld ADR.
Arbeidsomstandighedenwet
- Artikel 3
Arbeidsomstandighedenbesluit
- Artikel 2.4 Grenswaarden
- H4 Gevaarlijke stoffen
Normen
- NEN-EN-IEC 60480 Leidraad voor de controle en behandeling van zwavelhexafluoride (SF6) in gebruik in elektrische materieel en specificaties voor het hergebruik
- NPR-IEC/TR 62271 Hoogspanningsschakelmaterieel – Deel 303: Gebruik en behandeling van zwavelhexafluoride (SF6)
- NEN-EN 689 Werkplekatmosfeer – Leidraad voor de beoordeling van de blootstelling bij inademing van chemische stoffen voor de vergelijking met de grenswaarden en de meetstrategie
Hulpmiddelen
- Veiligheidsinformatieblad