Dit artikel behandelt de begrippen, definities en afkortingen die in de VIAG worden gebruikt.
2.1 Gasvoorziening: begrippen, definities en afkortingen
Dit artikel verklaart de termen die gebruikt worden voor delen van het gasvoorzieningsysteem.
2.1.1 Gasvoorzieningsysteem
Een gasvoorzieningsysteem omvat alle gastechnische installaties en leidingen voor het transport en de distributie van aardgas. Deze installaties en leidingen zijn geschikt voor een bedrijfsdruk tot maximaal 8 bar.
Het gasvoorzieningsysteem omvat:
- het transportnet (ook wel genoemd HD-distributienet of hogedruknet), inclusief de aansluitleidingen (bedrijfsdruk > 200 mbar en ≤ 8 bar);
- het distributienet (ook wel genoemd LD-distributienet of lagedruknet), inclusief de aansluitleidingen (bedrijfsdruk ≤ 200 mbar); – de meet- en regelinstallaties; – de meteropstellingen.
De norm NEN 1059 definieert twee termen die ook gebruikt worden als volgt:
- gasdistributiesysteem: alle gasdistributieleidingen inclusief componenten voor het transport van gas naar de verbruikers;
- gastransportsysteem: het systeem van leidingen en stations dat bedoeld is voor het transport van gas tussen die stations.
2.1.2 Gastechnische bedrijfsruimte
Een gastechnische bedrijfsruimte is een afgesloten ruimte of plaats voor de opstelling en de bedrijfsvoering van een gastechnische installatie, waarin een gastechnische gevarenbron aanwezig is. Het deel van het gebouw c.q. kast waarin de gasregelinstallatie staat opgesteld wordt gasruimte genoemd. Alleen personen die daartoe gerechtigd zijn, hebben toegang tot een gastechnische bedrijfsruimte.
Er zijn verschillende gastechnische bedrijfsruimten.
Een gasontvangstation bestaat uit het gehele complex van ruimte en installatie(s) waar het gas voor verder transport wordt overgedragen aan een regionale netbeheerder. Hierbij zijn inbegrepen alle leidingen, alle toebehoren en het terrein met hekwerk.
- Gasdrukregel- en meetstation
Een gasdrukregel- en meetstation bestaat uit het gehele complex van ruimte en installatie(s) waar de druk van het gas wordt geregeld en eventueel de hoeveelheid gas wordt gemeten. Hieronder vallen ook alle bijbehorende apparatuur en installaties. Daarbij gaat het om gastechnische (onderdelen van) apparatuur en installaties die nodig zijn voor volumeherleiding, telemetrie en dergelijke. Ook alle leidingen, alle toebehoren en het terrein met hekwerk zijn inbegrepen.
Er zijn vier verschillende gasdrukregel- en meetstations:
- Overslagstation: het hele complex van ruimte en installatie(s), waar de gasdruk wordt geregeld voor transport naar een onderliggend transportnet;
- Districtstation: het hele complex van ruimte en installatie(s), waar de gasdruk wordt geregeld voor transport naar het distributienet;
- Hogedruk-afleveringsstation: het hele complex van ruimte en installatie(s), waar de gasdruk wordt geregeld en/of de hoeveelheid van het gas uit het transportnet eventueel wordt gemeten. Er wordt geleverd aan een verbruiker die meer afneemt dan 40 m3/h;
- Hogedruk huisaansluitsets: het hele complex van ruimte en installatie(s), waar de gasdruk wordt geregeld en eventueel wordt gemeten. Er wordt geleverd aan één of meer verbruikers die (samen) minder afnemen dan 40 m3/h.
2.1.3 Meteropstelling en binneninstallatie
De meteropstelling is het hele complex van ruimte en installatie waar gas vanuit een distributienet wordt overgedragen (geleverd of terug geleverd), gemeten en waar eventueel de druk wordt geregeld. De maximale toevoerdruk is 200 mbar. De binneninstallatie bestaat uit de binnenleiding(en) en alle toestellen die daarop zijn aangesloten. Dit wordt beschreven in de NEN 1078 en 8078 (Voorziening voor gas met een werkdruk t/m 500 mbar – Prestatie-eisen – Nieuwbouw respectievelijk Bestaande bouw). De binnenleiding in een perceel begint achter het einde van de uitlaat van de gasmeter (of op een plaats die daarmee gelijkgesteld wordt). Alle toestellen die daarop zijn aangesloten moeten in de ruimste zin worden genomen. Hieronder vallen dus ook:
- voorzieningen voor de goede werking en veiligheid van de toestellen;
- de afvoerkanalen en afvoerleidingen;
- openingen voor luchttoevoer en luchtafvoer;
- de inrichtingen die ook voor de toestellen worden gebruikt.
2.1.4 Hoge druk (HD) en lage druk (LD)
Hoge druk is een bedrijfsdruk hoger dan 200 mbar, maar maximaal 8 bar.Lage druk is een bedrijfsdruk t/m 200 mbar. Alle drukwaarden in de VIAG betreffen altijd waarden ten opzichte van de atmosferische druk (dus geen absolute waarden).
2.1.5 Drukloos en gasloos
Drukloos houdt in dat de druk in een (deel van een) gasvoorzieningsysteem gelijk is aan de atmosferische druk. Een drukloos systeem kan gevuld zijn met aardgas. Werkzaamheden aan een drukloos systeem mogen pas beginnen nadat alle maatregelen genomen zijn om gevaren met aardgas te voorkomen.
De term gasloos wordt op twee manieren gebruikt:
- Gasloos systeem: dit is een gasvoorzieningsysteem of deel daarvan, waarin de gasconcentratie kleiner of gelijk is aan 10% LEL (Lower Explosion Level).
- Gasloos werken: hierbij wordt vrije gasuitstroming voorkomen en komt (vrijwel) geen gas vrij. Hiervan is bijvoorbeeld sprake bij het gasloos plaatsen van gasblazen of het gasloos aanboren van een leiding.
NB: Gasconcentraties worden in de VIAG uitgedrukt in percentages aardgas; 100% aardgas komt overeen met 84 tot 92% methaangas.
2.1.6 Diameters
Veel onderdelen van gasvoorzieningsystemen hebben een bepaalde diameter (bijvoorbeeld leidingen) of zijn daar op aangepast (bijvoorbeeld apparatuur). Deze wordt aangegeven met DN en een getal (DN….). In tabel 1 staan de diameters van materialen die in de systemen kunnen zijn toegepast.
Tabel 1 – Diameters
2.1.7 Kathodische bescherming (KB)
Kathodische bescherming is een systeem dat zorgt voor een potentiaalverschil tussen een (deel van een) in staal uitgevoerd gasvoorzieningsysteem en de omringende aarde. Dit beschermt het gasvoorzieningsysteem tegen elektrolytische corrosie.
2.2 Bedrijfsvoering: begrippen, definities en afkortingen
Dit artikel verklaart de termen die te maken hebben met de bedrijfsvoering.
2.2.1 Bedrijfsvoering
Bedrijfsvoering omvat alle activiteiten die nodig zijn om het gasvoorzieningsysteem te laten functioneren, zowel onder normale als onder abnormale omstandigheden.
Onder activiteiten vallen:
- beheer, zoals bedienen, regelen, bewaken.
- uitvoering van alle gastechnische en niet-gastechnische werkzaamheden, zoals het onderhouden, aanleggen en verwijderen, inclusief het treffen en opheffen van veiligheidsmaatregelen; voor uitzonderingen zie artikel 1.3.
2.2.2 Gasnetbeheerder
Een gasnetbeheerder exploiteert één of meer gasvoorzieningsystemen. De gasnetbeheerder is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering ervan.
2.2.3 Directie
Met directie wordt bedoeld: de directie van de gasnetbeheerder, ofwel de werkgever in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet).
2.2.4 Aanwijzing
Een aanwijzing is een schriftelijke toekenning van bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de bedrijfsvoering van een gasvoorzieningsysteem.
Er zijn acht aanwijzingsniveaus:
- IV (installatieverantwoordelijke)
- OIV (operationeel installatieverantwoordelijke)
- WV (werkverantwoordelijke)
- BD (bedieningsdeskundige)
- AVP (allround vakbekwaam persoon)
- VP (vakbekwaam persoon)
- VOP (voldoende onderricht persoon)
- THP (toeganghebbend persoon)
Alle aanwijzingsniveaus en de verbijzonderingen (typen per werkveld) zijn verder uitgewerkt in artikel 3.6. en in bijlage 4.
Verder is er nog de aanwijzing PL (ploegleider). Deze aanwijzing kan door een WV per werk worden toegekend aan een AVP of VP.
2.2.5 Raamopdracht
Een raamopdracht is een opdracht die wordt gegeven voor een aantal standaardactiviteiten die overzichtelijk zijn en regelmatig terugkeren. Een raamopdracht is een bepaalde tijd geldig (maximaal 12 maanden).
2.2.6 Werkplan (WP)
Een werkplan beschrijft alle werkzaamheden die uitgevoerd moeten worden. Alles wat daarbij belangrijk is, staat in het werkplan. In werkplannen wordt ook het aanbrengen en opheffen van veiligheidsmaatregelen vastgelegd (veiligheidsplan).
2.2.7 Bedieningsplan (BP)
In een bedieningsplan staan alle bedieningshandelingen die leiden tot een gewenste bedrijfssituatie (zie artikel 4.5.1). Deze handelingen worden uitgevoerd vóór of na de uitvoering van veiligheidsmaatregelen en/of werkzaamheden.
Er zijn ook bedieningsplannen voor omleidingen, bijvoorbeeld voor het wijzigen van de gasstromen in een net. Hierbij is dan geen sprake van werkzaamheden.
2.2.8 Uitvoeringsplan
Een uitvoeringsplan is een combinatie van een werkplan en een bedieningsplan.
2.2.9 Ploeg
Een ploeg is een groep medewerkers die werkzaamheden uitvoert onder leiding van een ploegleider. Een ploeg moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
- alle medewerkers werken aan hetzelfde project;
- alle medewerkers bevinden zich binnen gehoorsafstand van de ploegleider;
- de ploegleider kan de situatie onmiddellijk beïnvloeden.
Als niet aan bovenstaande voorwaarden kan worden voldaan (bijvoorbeeld als de werkplekken te ver van elkaar verwijderd zijn) moet per werkplek een ploegleider worden aangewezen.
2.3 Veiligheid: begrippen, definities en afkortingen
Dit artikel beschrijft veiligheidsbegrippen zoals die gebruikt worden bij activiteiten in gasvoorzieningsystemen.
2.3.1 Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)
Een risico-inventarisatie beschrijft alle risico’s die bij een bedrijf aanwezig kunnen zijn.
Het gaat daarbij om alle factoren die kunnen leiden tot ongewenste effecten voor de werknemer en de omgeving. De inventarisatie moet volgens de Arbowetgeving worden gedaan. De inventarisatie omvat de gebouwen, de infrastructuren en installaties die beheerd worden, en de activiteiten die daar uitgevoerd worden. Bij de beoordeling (evaluatie) van de risico’s wordt bepaald hoe groot de kans is dat een ongewenst effect optreedt. Deze evaluatie is de basis voor het plan van aanpak om deze risico’s te beheersen.
2.3.2 Taak-risico-analyse (TRA)
Een Taak-risico-analyse analyseert de specifieke risico’s die kunnen voorkomen bij bepaalde taken of activiteiten en de maatregelen die genomen moeten worden. De uitkomsten van de TRA’s moeten zijn verwerkt in de VWI’s of in werkplannen.
2.3.3 Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA)
Een laatste-minuut-risico-analyse wordt uitgevoerd direct vóór de start van de activiteiten. De analyse houdt in dat er door de medewerker nog een keer wordt vastgesteld of:
- alle risico’s (ook omgevingsrisico’s) die er zijn, of die verwacht kunnen worden, in beeld zijn;
- alle maatregelen (ter beheersing van die risico’s) zijn afgesproken en zijn genomen;
- de beschermingsmiddelen aanwezig zijn en gebruikt (gaan) worden;
- de activiteiten veilig kunnen worden uitgevoerd.
2.3.4 Toezicht
Toezicht houdt in dat iemand erop toeziet dat:
- er geen gastechnische en overige gevaren kunnen ontstaan;
- er geen veiligheidsmaatregelen ongedaan worden gemaakt;
- de activiteiten veilig worden uitgevoerd.
De toezichthouder herkent alle mogelijke gevaren en risico’s, en sluit ze uit of beheerst ze via de in de VWI of werkplan aangegeven maatregelen.
2.3.5 Veiligheidswerkinstructie
Een VWI is een veiligheidstechnische beschrijving van de uitvoering van een activiteit.
Hierin is in ieder geval opgenomen:
- de volgorde van alle stappen;
- de voorwaarden;
- de (mogelijke) risico’s;
- de veiligheidsmaatregelen die genomen moeten worden, en
- de middelen die gebruikt moeten worden.
Een VWI moet gebruikt worden naast de bestaande bedieningshandleiding(en) en/of montage-instructie(s).
2.3.6 Veiligheidsmaatregelen (VM)
Veiligheidsmaatregelen (VM) zijn bedoeld om risico’s te beheersen bij het uitvoeren van werkzaamheden. Daaronder vallen gastechnische en niet-gastechnische werkzaamheden, bedieningshandelingen en hieraan gerelateerde andere werkzaamheden (AW).
Er zijn twee soorten veiligheidsmaatregelen:
- veiligheidsmaatregelen voor de omgeving en de werkplek;
- veiligheidsmaatregelen voor de uitvoering van gastechnische werkzaamheden.
Zowel het treffen als het opheffen van veiligheidsmaatregelen (met betrekking tot de uitvoering van gastechnische werkzaamheden) valt onder de gastechnische werkzaamheden (zie artikel 2.5.1 t/m 2.5.4).
2.3.7 Afscherming
Een afscherming is een voorziening die twee functies kan hebben. Voorkomen dat:
- een gasvoorzieningsysteem per ongeluk beschadigd wordt door iets of iemand van buitenaf;
- iemand per ongeluk de gevarenzone binnenkomt.
2.3.8 Explosiegrenzen
Een gasluchtmengsel is explosief als het percentage gas ligt tussen 5,9% en 14,9% (waarden bij Gronings aardgas). Gewoonlijk worden de waarden 5% en 15% gehanteerd. Een gasconcentratie van 5,9% komt overeen met 100% LEL (Lower Explosion Level).
2.3.9 Gevarenzone
De gevarenzone is de ruimte/omgeving rond een gasvoerend systeem waarin gevaar voor brand, explosie of verstikking bestaat door de gasconcentratie. De gasconcentratie is dan hoger dan 10% LEL. 10% LEL komt overeen met 0,5% gas (5000 ppm). De gevarenzone wordt gemeten conform artikel 6.8.
2.3.10 Nabijheidszone
De nabijheidszone is het overgangsgebied tussen de gevarenzone en de veilige omgeving rond een gevarenzone. De (meetbare) gasconcentratie ligt hier tussen maximaal 10% en 0% LEL.
2.4 Meldpunt en bedieningshandelingen: begrippen, definities en afkortingen
Dit artikel behandelt het meldpunt en de verschillende bedieningshandelingen.
2.4.1 Meldpunt
Een meldpunt zorgt voor coördinatie, communicatie, informatie en registratie. Het is belegd door de IV. Het meldpunt geeft opdracht of toestemming om bedieningshandelingen uit te voeren. Het verwerkt meldingen, houdt de actuele netsituatie bij en legt deze vast. Vaak is het meldpunt een bedieningscentrum of bedrijfsvoeringscentrum. Dit kan soms ook bedieningshandelingen op afstand uitvoeren.
2.4.2 Bedieningshandelingen (BH)
Bedieningshandelingen zijn handelingen die de bedrijfstoestand van het gasvoorzieningsysteem wijzigen.
Hiertoe behoren:
- het bedienen van afsluiters;
- het wijzigen van instellingen van meet- en regelapparatuur (inclusief beveiligingen);
- het stoppelen van leidingen;
- het zetten van gasblazen, exclusief het aanboren;
- het knevelen van leidingen.
Bijlage 5 geeft een overzicht van bedieningshandelingen.
2.4.3 Beperkte bedieningshandelingen (BBH)
Beperkte bedieningshandelingen zijn handelingen in een gasvoorzieningsysteem.
Hiertoe behoren:
- het bedienen van afsluiters in aansluitleidingen;
- het (micro-)stoppelen van inpandige leidingen (stijg- en daalleidingen bij hoogbouw);
- het (micro-)stoppelen van aansluitleidingen; – het plaatsen van blazen in aansluitleidingen;
- het bedienen van hoofdkranen in meteropstellingen;
- het aanbrengen van een tijdelijk afsluitmiddel in aansluitleidingen (bijvoorbeeld een kraanblaasje zetten).
Bijlage 5 geeft een overzicht van beperkte bedieningshandelingen.
2.4.4 Scheiden
Scheiden is het volledig vrijmaken (loskoppelen) van een installatiedeel van de overige gasvoorzieningsystemen; het plaatsen van een steekflens valt ook onder deze definitie.
2.5 Werkzaamheden: begrippen, definities en afkortingen
Dit artikel behandelt de verschillende werkzaamheden.
2.5.1 Gastechnische werkzaamheden
Gastechnische werkzaamheden zijn alle werkzaamheden in HD- of LD-gasvoorzieningsystemen. Hieronder vallen:
- aanleggen, uitbreiden, vernieuwen, vervangen, saneren, verwijderen, wijzigen, herstellen, onderhouden en controleren van het gasvoorzieningsysteem (inclusief beproevingen en metingen);
- nemen en opheffen van gastechnische veiligheidsmaatregelen voor gastechnische werkzaamheden.
Deze werkzaamheden zijn onderverdeeld in drie categorieën:
- uitgebreide gastechnische werkzaamheden (UGW, zie paragraaf 2.5.2);
- standaard gastechnische werkzaamheden (SGW, zie paragraaf 2.5.3);
- beperkte gastechnische werkzaamheden (BGW, zie paragraaf 2.5.4).
Bijlage 5 geeft een overzicht van alle werkzaamheden.
2.5.2 Uitgebreide gastechnische werkzaamheden (UGW)
Uitgebreide gastechnische werkzaamheden (UGW) zijn alle gastechnische werkzaamheden die in paragraaf 2.5.1 genoemd worden behalve:
- standaard gastechnische werkzaamheden (SGW, zie paragraaf 2.5.3),
- beperkte gastechnische werkzaamheden (BGW, zie paragraaf 2.5.4).
UGW zijn ook het ontgassen, ontluchten, affakkelen en afblazen en de sterkte- en dichtheids-beproeving van HD-leidingen en LD-distributieleidingen. Bijlage 5 geeft een overzicht van alle werkzaamheden.
Het zetten van gasblazen en stoppelen zijn geen UGW. Dit zijn bedieningshandelingen (zie paragraaf 2.4.2).
Voor UGW is een volledige gastechnische vakopleiding nodig. In de VWI’s staat welke aanwijzingen vereist zijn voor UGW.
2.5.3 Standaard gastechnische werkzaamheden (SGW)
Standaard gastechnische werkzaamheden (SGW) zijn:
- alle gastechnische werkzaamheden in en aan LD-aansluitleidingen en LD-meteropstellingen, inclusief de sterkte- en dichtheidsbeproeving ervan;
- het repareren van gaslekken in LD-aansluitleidingen;
- het repareren van gaslekken in gasloze HD- en LD-leidingen.
Bijlage 5 geeft een overzicht van alle werkzaamheden.
Voor SGW is een gastechnische vakopleiding nodig die gericht is op deze werkzaamheden. In de VWI’s staat welke aanwijzing vereist is voor SGW.
2.5.4 Beperkte gastechnische werkzaamheden (BGW)
Onder beperkte gastechnische werkzaamheden (BGW) vallen:
- visuele controle van installaties;
- preventief/periodiek gaslekonderzoek;
- het uitvoeren van A-inspecties bij gasdrukregel- en meetstations;
- het verwisselen van meters t/m G25;
- controle van de dichtheid van een (huis-)installatie t/m aansluitingen G25;
- eenvoudige (druk-)metingen, waarbij geen standaard of uitgebreide gastechnische werkzaamheden worden uitgevoerd;
- werkzaamheden aan het KB-systeem, anders dan metingen;
- controle van de doorslagvastheid van de leidingbekleding (afvonken);
Bijlage 5 geeft een overzicht van alle werkzaamheden.
Voor BGW is een gastechnische vakopleiding of instructie nodig die gericht is op deze werkzaamheden. In de VWI’s staat welke aanwijzing vereist is voor BGW.
2.5.5 Niet-gastechnische werkzaamheden (NGW)
Niet-gastechnische werkzaamheden (NGW) zijn werkzaamheden in stations waarbij geen werkzaamheden aan het gasvoorzieningsysteem worden uitgevoerd. Hieronder vallen:
- schoonmaken;
- bouwkundige en civiele werkzaamheden uitvoeren;
- lampen verwisselen;
- meters aflezen;
- KB-metingen uitvoeren.
Werkzaamheden waarvoor een sleutel nodig is om toegang te krijgen, vallen minimaal onder de NGW. Bijlage 5 geeft een overzicht van alle werkzaamheden. Voor NGW is geen gastechnische vakopleiding nodig; een instructie over de risico’s is voldoende.
2.5.6 Andere werkzaamheden (AW)
Andere werkzaamheden (AW) zijn werkzaamheden bij een gasvoorzieningsysteem waarvoor geen aanwijzing nodig is. Hieronder vallen:
- bouwkundige en civiele werkzaamheden buiten of aan de buitenzijde van een station;
- beplanting snoeien buiten de stations;
- graven (inclusief kraanmachinist en assistent);
- straatwerk leggen of verwijderen;
- het leggen van leidingen;
- het verwijderen van aantoonbaar gasloze en losgekoppelde leidingen;
- het aanleggen van nieuwbouw transport- en distributienetten die (nog) niet zijn verbonden met bestaande gasvoorzieningsystemen (zie ook artikel 1.3).
Bijlage 5 geeft een overzicht van alle werkzaamheden.
Bij twijfel of een netdeel verbonden is met bestaande gasvoorzieningsystemen moet de betrokken WV van de netbeheerder hierover ter plaatse uitsluitsel (laten) geven.
2.5.7 Metingen
Metingen zijn alle handelingen die nodig zijn om grootheden binnen een gasvoorzieningsysteem te meten. Als daarvoor (de)montage of aan-/afkoppelen nodig is, vallen deze metingen onder de SGW of UGW. Dit hangt onder andere af van de gasdruk. Metingen bij meteropstellingen t/m G25 vallen onder de BGW. Overige metingen (bijvoorbeeld voor gassignalering) vallen niet onder bovengenoemde werkzaamheden. Hiervoor is dan ook geen opdracht nodig.
2.5.8 Beproevingen
Beproevingen zijn alle handelingen die nodig zijn voor de controle van de goede werking of van de technische, mechanische of thermische toestand van (een deel van) een gasvoorzieningsysteem.
Beproevingen vallen onder de standaard of de uitgebreide gastechnische werkzaamheden. Dit hangt onder ander af van de gasdruk. Beproevingen bij meteropstellingen t/m G25 vallen onder de BGW.
2.5.9 Inspectie en onderhoud
Inspectie en onderhoud omvat:
- alle handelingen om te controleren of een gasvoorzieningsysteem voldoet aan de technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften. Deze worden omschreven in de normen en richtlijnen (zie ook bijlage 1);
- alle handelingen om een gasvoorzieningsysteem in de vereiste conditie te houden of te brengen.
Hieronder vallen onder andere lekzoeken en de controle van de werking van afsluiters, EVHI’s (elektronische volumeherleidingsinstrumenten), gasmeteropstellingen en KB-systemen.
Voor stations zijn er verschillende inspecties en onderhoudsvormen:
- De visuele inspectie (oude benaming A-inspectie) is een controle zonder handelingen aan het meet- en regelstation. De werking van de regelstraat wordt niet onderbroken. Er vinden geen (de)montage werkzaamheden plaats.
- De functionele inspectie (oude benaming B-inspectie) is een controle van het functioneren van alle afzonderlijke componenten. Ook nu vinden er geen (de)montage werkzaamheden plaats.
- Het preventief onderhoud dat verder onder te verdelen is in:
- periodiek preventief onderhoud (oude benaming C-inspectie) is het vervangen, reviseren of verbeteren van componenten zonder gebreken volgens een vaste cyclus,
- toestandsafhankelijk preventief onderhoud is het vervangen, reviseren of verbeteren van componenten zonder gebreken naar aanleiding van bijvoorbeeld tijdens inspectie verrichte meting.
- Het correctief onderhoud is het vervangen, reviseren of verbeteren van componenten nadat een functioneel gebrek is geconstateerd.
2.5.10. Activiteiten
In deze VIAG wordt ook de term “activiteiten” gebruikt; hieronder vallen alle soorten werkzaamheden en bedieningshandelingen.