In dit artikel staan de regels die gelden voor bedieningshandelingen.
5.1 Algemeen
Voor alle bedieningshandelingen in het gasvoorzieningsysteem moet een opdracht worden gegeven. Een ploegleider mag alleen opdrachten geven die binnen de aan hem gegeven opdracht vallen.
Aanwijzingen
- Voor het uitvoeren van bedieningshandelingen is een VIAG-aanwijzing vereist. Er zijn twee categorieën bedieningshandelingen (zie paragraaf 2.4.2 en 2.4.3). In paragraaf 3.6 staat welke aanwijzing nodig is voor de verschillende bedieningshandelingen.
- Bedieningshandelingen (geen BBH) met een tijdelijk afsluitmiddel moeten uitgevoerd worden door twee personen met de juiste aanwijzing.
- Eén persoon met de juiste aanwijzing mag afsluiters bedienen en beperkte bedieningshandelingen uitvoeren.
Veiligheidswerkinstructies
Raadpleeg de VWI’s in de volgende situaties:
- G-14: voor het (micro-)stoppelen van leidingen (stijg- en daalleidingen bij hoogbouw)
- G-24: voor het plaatsen en verwijderen van gasblazen
- G-25: voor het stoppelen van HD-hoofdleidingen
- G-27: voor het knevelen van PE-leidingen
- G-42: voor het bedienen van grondafsluiters
- G-52: voor het wijzigen van instellingen van meet- en regelapparatuur (inclusief beveiligingen)
5.2 Bedieningshandelingen en het meldpunt
Bij de uitvoering van bedieningshandelingen speelt het meldpunt een centrale rol.
5.2.1 Algemeen
Het meldpunt:
- geeft opdrachten voor bedieningshandelingen (bijvoorbeeld bij storingsoplossing of debietverschuiving);
- geeft opdracht (toestemming) voor bedieningshandelingen om conflictsituaties te vermijden. Toestemming geven moet worden gezien als het geven van een opdracht;
- verwerkt alle meldingen die het ontvangt en geeft, zodat de actuele situatie is geregistreerd.
5.2.2 Bemensing meldpunt
Het meldpunt wordt gevormd door één of meer BD’n, zo nodig samen met één of meer assistenten. Deze assistenten hoeven geen aanwijzing te hebben, maar werken wel onder verantwoordelijkheid van een BD.
Alleen een BD mag de volgende activiteiten uitvoeren:
- een directe opdracht geven voor bedieningshandelingen;
- opdracht (toestemming) geven voor bedieningshandelingen en meldingen daarover behandelen;
- bedieningshandelingen uitvoeren vanuit het meldpunt.
5.2.3 Opdracht, toestemming en melding
Een BD moet vooraf opdracht (toestemming) geven voor bedieningshandelingen (behalve voor beperkte bedieningshandelingen).
Voor meldingen geldt het volgende:
- Bij de uitvoering van geplande bedieningshandelingen is melding na afloop alleen nodig als er afwijkingen zijn ten opzichte van de geplande activiteiten. Deze melding kan dan ook door de WV gedaan worden.
- Bij de afhandeling van netstoringen is altijd melding na afloop nodig.
- Deze regels gelden ook bij raamopdrachten en mondelinge opdrachten.
Als er geen BD’n zijn aangewezen treedt de OIV hiervoor in de plaats.
Als er geen OIV’n zijn aangewezen treedt de IV hiervoor in de plaats.
5.3 Onderbreking en wijziging bij de uitvoering
Onderbreking van de uitvoering
Een bedieningsplan moet in de regel zonder onnodige onderbrekingen worden uitgevoerd.
Toch kan dit optreden als:
- Het bedieningsplan moet worden gewijzigd, zie hiervoor onderstaand in dit artikel.
- Als een medewerker of een systeem tijdelijk niet beschikbaar is.
Bij onderbrekingen geldt de volgende regel:
- De uitvoering van het bedieningsplan mag pas worden vervolgd als de actuele netconfiguratie (bedieningssituatie) exact bekend is bij opdrachtgever en opdrachtnemer. Zij moeten daarover met elkaar gecommuniceerd hebben.
Wijzigen van een bedieningsplan
Er kunnen situaties zijn waarbij er een zwaarwegende reden is om af te wijken van de inhoud of de volgorde van het bedieningsplan. Zwaarwegende redenen kunnen zijn: een calamiteit, het voorkomen van een calamiteit, of een (onverwachte) veiligheidstechnische of verkeerstechnische situatie. In zulke gevallen gelden de volgende regels:
- De uitvoering van het bedieningsplan wordt gestaakt.
- Er wordt direct contact opgenomen met het meldpunt (BD).
- Er wordt een nieuw bedieningsplan gemaakt of afgesproken.
- Opdrachtgever en opdrachtnemer moeten allebei instemmen met de voorgenomen wijziging.
- Opdrachtgever en opdrachtnemer leggen allebei het bedieningsplan schriftelijk vast.
- Opdrachtgever en opdrachtnemer zijn allebei exact op de hoogte van de actuele bedieningssituatie. Ze hebben daarover met elkaar gecommuniceerd.
- Pas dan mag het nieuwe bedieningsplan uitgevoerd worden.
5.4 Elkaar beïnvloedende infrastructuren
Op het grensvlak tussen twee verschillende infrastructuren is vaak sprake van onderlinge beïnvloeding. Als die infrastructuren door verschillende (O)IV’n worden beheerd, is overleg nodig tussen beide (O)IV’s bij een situatiewijziging in één van de infrastructuren.
5.5 Gevolgen
Bedieningshandelingen kunnen gevolgen hebben voor (delen van) het gasvoorzieningsysteem. Daar moet dus altijd op gelet worden als bedieningshandelingen worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld:
- Als een station uit bedrijf genomen wordt, moet de uitgangsdruk worden bewaakt.
- Als een leidingdeel uit bedrijf genomen wordt, moet de gasdruk worden bewaakt van het netdeel dat in bedrijf blijft.
- Loopt in deze gevallen de gasdruk onverwacht terug dan moet het leidingdeel of het station in principe zo snel mogelijk weer in bedrijf worden genomen, mits de druk niet onder een aanvaardbare waarde is gekomen. Deze aanvaardbare waarde wordt door de (O)IV bepaald. De BD moet direct na deze handeling hierover ingelicht te worden. Is de druk wel onder een aanvaardbare waarde gekomen, dan moet het weer in bedrijf nemen uiteraard wel met toestemming van de BD.