Dit artikel beschrijft alle regels die gelden voor het toekennen en intrekken van aanwijzingen. Ook de regels voor sleutelverstrekking worden behandeld. In artikel 3.6 zijn de diverse aanwijzingen beschreven.
3.1 Algemeen
Bij de bedrijfsvoering van gastechnische installaties en bij het gebruik van gastechnische arbeidsmiddelen bestaat een bepaald risico op verstikking, brand en explosie. Om deze gevaren te voorkomen, mogen alleen personen met voldoende gastechnische kennis en ervaring werkzaamheden uitvoeren. Dit wordt geregeld met een systeem van aanwijzingen. Netbeheerders en aannemers werken met dit systeem.
Een aanwijzing is een schriftelijke toekenning van bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de bedrijfsvoering van een gasvoorzieningsysteem. Deze bevoegdheden en verantwoordelijkheden regelen:
- wie gastechnische bedrijfsruimten mag betreden;
- wie bedieningshandelingen mag voorbereiden of uitvoeren en wie daarop toezicht mag houden; – wie werkzaamheden mag voorbereiden of uitvoeren en wie daarop toezicht mag houden.
- wie opdrachten mogen geven voor het uitvoeren van activiteiten in een gasvoorzieningsysteem.
Bij werkzaamheden in het gasvoorzieningsysteem van een netbeheerder zijn de IV, de OIV en de BD in dienst van die netbeheerder.
3.1.1 Verkrijgen van een persoonscertificaat
Een persoonscertificaat is een bewijs van veiligheidstechnische bekwaamheid. Hiermee wordt aangetoond dat een persoon de bekwaamheid bezit om de bij dat certificaat behorende activiteiten veilig uit te voeren.
Een persoonscertificaat wordt afgegeven door een certificerende instelling. Hiervoor moet eerst een (landelijk genormeerd) examen worden afgelegd, zo nodig met een instructie vooraf. Om examen te mogen doen, zijn vakdiploma’s nodig.
Zie bijlage 12 voor de toelatingseisen.
Het persoonscertificaat is drie jaar geldig.
3.1.2 Verkrijgen van een aanwijzing
Voor het verkrijgen van een aanwijzing zijn in ieder geval een persoonscertificaat en algemeen ARBO gerelateerde certificaten (zoals VCA basis voor VOP en (A)VP en VCA VOL voor WV en (O)IV of een daaraan gelijkwaardig veiligheidscertificaat)) en voldoende ervaring nodig (zie bijlage 12 voor de ervaringseisen). De werkgever (directie) beoordeelt:
- welke aanwijzing iemand nodig heeft;
- of iemand voldoet aan de bij die aanwijzing behorende ervaringseisen;
- of iemand op verantwoorde wijze invulling kan geven aan die aanwijzing;
- of iemand voldoende is opgeleid voor het optreden bij incidenten (zie artikel 4.1.5);
Verstrekking
Een aanwijzing wordt gegeven door de directie van het bedrijf (zie paragraaf 2.2.3) of door de personen die daarvoor opdracht hebben gekregen van die directie.
Een voorbeeld van een aanwijzing is als bijlage 9 aan deze VIAG toegevoegd.
Ploegleider
Ploegleiders worden niet door de directie maar door een WV aangewezen. Een ploegleider moet de aanwijzing VP of AVP hebben.
Aantal aanwijzingen
Iedereen heeft slechts één aanwijzing.
- In bijzondere gevallen kan de directie iemand twee aanwijzingen geven. Daarbij moet de directie er door maatregelen en voorwaarden voor zorgen dat er geen operationele dubbelrol kan ontstaan. Iemand mag niet tegelijk of na elkaar twee rollen hebben bij dezelfde activiteit. De IV bepaalt of iemand met twee aanwijzingen activiteiten mag uitvoeren in het gebied van een netbeheerder. De IV bepaalt ook met welke aanwijzing(en) dit mag en stelt zo nodig extra voorwaarden.
- Eén persoon mag nooit de aanwijzingen IV én WV hebben.
3.1.3 Intrekken van een aanwijzing
De directie (of de door de directie gedelegeerde, bijv. de IV) mag een aanwijzing van een eigen medewerker altijd weer intrekken. Redenen daarvoor zijn bijvoorbeeld:
- Een medewerker oefent de functie niet meer uit waarvoor de aanwijzing vereist is.
- Een medewerker voldoet niet (meer) aan de vakbekwaamheidseisen.
- Een medewerker voldoet niet (meer) aan de eisen voor het verkrijgen van de aanwijzing..
- Een medewerker misbruikte de aanwijzing of handelde onveilig.
- Een medewerker was betrokken bij incidenten.
3.2 Aanwijzingen van derden
Derden zijn in dit geval personen die werkzaamheden uitvoeren voor een netbeheerder, zonder arbeidsovereenkomst met of aanstelling bij die netbeheerder. De directie van die derden – meestal een aannemingsbedrijf – zorgt gewoonlijk voor de aanwijzingen. Reguliere infra-aannemingsbedrijven die via contracten activiteiten voor netbeheerders uitvoeren, verstrekken dus zelf de aanwijzingen aan hun medewerkers. Deze aanwijzing is geldig voor alle betrokken bedrijven. De opdrachtgevende werkverantwoordelijke kan ervoor kiezen om de medewerker te toetsen op vakbekwaamheidBij onderaanneming verstrekt de onderaannemer zelf de aanwijzingen aan zijn medewerkers, behalve als hierover andere afspraken zijn gemaakt. Dit staat dan in het contract tussen hoofd- en onderaannemer.
Bedrijven die de VIAG niet hebben ingevoerd en/of waarbij geen VIAG-deskundigheid aanwezig is kunnen zelf geen aanwijzingen uitgeven. Dit zijn bijvoorbeeld uitzendbureaus, hoveniersbedrijven, telecombedrijven, scholen (stagiaires) en zzp’ers. In die gevallen wordt de aanwijzing gegeven:
- bij onderaanneming: door de hoofdaannemer;
- in overige gevallen: door de netbeheerder.
De eigen directie van de betreffende medewerker is hierbij volledig betrokken.
Het is niet toegestaan dat men zichzelf van een aanwijzing voorziet (bijvoorbeeld de directeur van een klein bedrijf waarbij die directeur ook VIAG-taken verricht). In die gevallen geldt ook bovenstaande (dus verstrekking door hoofaannemer of netbeheerder).
Inhuren van personeel
Een netbeheerder of aannemingsbedrijf kan een medewerker van een derde inhuren. In dat geval wordt deze medewerker gezien als eigen personeel van de netbeheerder of aannemingsbedrijf. De netbeheerder of aannemingsbedrijf geeft dan dus de aanwijzing.
3.3 Herscholing of instructie voor aanwijzingen
In elk van onderstaande gevallen is herscholing of instructie nodig:
- Een medewerker voldoet niet (meer) aan de vakbekwaamheidseisen, bijvoorbeeld doordat hij een andere functie heeft gekregen of doordat hij de activiteiten zo weinig uitvoert dat hij te weinig praktijkervaring heeft. Richtlijn praktijkervaring: als het een jaar geleden is dat iemand de activiteiten uitvoerde, is een gerichte instructie of begeleiding nodig.
- De werkmethodiek verandert.
- De werkorganisatie, de procedures of de VWI’s veranderen.
- Het gasvoorzieningsysteem verandert ingrijpend.
Incidenten
Er kan een (ernstig) incident plaatsvinden bij activiteiten die worden uitgevoerd onder verantwoordelijkheid of in opdracht van een bedrijf. Het volgende moet dan gebeuren:
- De oorzaken van het incident moeten onderzocht worden. Op basis daarvan worden verbeteracties bepaald.
- Binnen één maand na het onderzoek worden alle operationele medewerkers van dat bedrijf geïnformeerd. Het gaat hierbij om iedereen met een aanwijzing binnen hetzelfde taakgebied en hun leidinggevenden. Zij krijgen informatie over het voorval, de mogelijke oorzaken, de gevolgen en de veiligheidsmaatregelen die genomen zijn of genomen worden.
3.4 Aanwijzingen tijdens opleiding
Medewerkers in opleiding krijgen geen bijzondere aanwijzing. Zij mogen wel activiteiten uitvoeren, maar alleen als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- De medewerker in opleiding heeft minimaal de toets gehaald voor de aanwijzing VOP-assistent en de medewerker heeft minimaal deze aanwijzing verkregen.
- De medewerker in opleiding staat onder voortdurende leiding van een medewerker die daartoe aangewezen is. Deze werkbegeleider heeft een aanwijzing voor de activiteiten die uitgevoerd worden.
- De werkbegeleider is volledig verantwoordelijk voor de medewerker in opleiding en voor alles wat die medewerker doet.
- De duur van de opleidingssituatie is beperkt en wordt vooraf afgesproken, met instemming van de leidinggevende. De opdracht voor de opleiding wordt gegeven door of namens de directie of door de IV.
- De leidinggevende heeft alle afspraken vastgelegd in een document. Hierin staan minimaal de naam van de medewerker, de naam van de werkbegeleider, de aanwijzing en de periode. Alle betrokkenen hebben dit document ondertekend.
3.5 Jeugdige medewerkers
Jeugdigen (jonger dan 18 jaar) zijn personen zonder VIAG-aanwijzing. Zij mogen alleen onder direct werkleiding werken, waarbij aan alle voorwaarden van artikel 4.1.3 moet zijn voldaan.
3.6 Organisatie van de aanwijzingen(structuur)
Een aanwijzing bepaalt welke werkzaamheden en/of handelingen met die aanwijzing mogen worden uitgevoerd. De aanwijzingen kunnen per discipline en/of per gebied worden uitgegeven.
In dit artikel worden alle aanwijzingen behandeld, samen met de verbijzonderingen (typen) die er zijn. Bijlage 4 geeft een overzicht van alle aanwijzingen, inclusief WEB-niveaus, werkgebieden, toegestane werkzaamheden en bedieningshandelingen.
3.6.1 Installatieverantwoordelijke (IV)
Een IV is eindverantwoordelijk voor de veilige bedrijfsvoering van een gasvoorzieningsysteem. Ook de bijbehorende gastechnische en niet-gastechnische arbeidsmiddelen vallen onder deze verantwoordelijkheid.
De directie van een netbeheerder kan de installatieverantwoordelijkheid beleggen bij één persoon of verdelen over meerdere personen. In het laatste geval zijn meerdere IV’n bijvoorbeeld ieder verantwoordelijk voor een bepaald geografisch gebied. Er mag daarbij geen overlap zijn: per deel van het gasvoorzieningsysteem is één IV in functie. Waar gasvoorzieningsystemen of delen daarvan aan elkaar grenzen, moeten de IV’n goede afspraken maken. Het aantal IV’n moet beperkt worden om een uniforme werkwijze te bevorderen.
Elke IV is in zijn deel van het gasvoorzieningsysteem verantwoordelijk voor alle zaken die in de VIAG genoemd worden. Hierbij gaat het om alle veiligheidstechnische zaken die nodig zijn voor de bedrijfsvoering van de gasvoorzieningsystemen (zoals beleid, beheer, onderhoud, opdrachtgeving, uitvoering), en om de bijbehorende procedures en VWI’s.
De IV’n zorgen voor een uniform beleid. Zij wisselen regelmatig gegevens uit en stemmen regelgeving en operationele zaken met elkaar af. Zij zorgen ervoor dat alle afspraken in hun eigen gasvoorzieningsysteem en organisatie worden ingevoerd. Dit wordt per bedrijf vastgelegd (bedrijfsprocedures).
Elk bedrijf moet een commissie of een specifiek bedrijfsonderdeel hebben dat zich specifiek bezighoudt met het ARBO-technisch veiligheidsbeleid in het gasvoorzieningsysteem. De Raad van Bestuur stelt deze commissie in of zorgt ervoor dat dit bedrijfsonderdeel wordt opgezet. Elk bedrijf legt dit vast.
Overdracht en delegeren
Een IV mag zijn verantwoordelijkheden tijdelijk overdragen aan een andere IV die voldoende kennis heeft van de verantwoordelijkheden in kwestie. De OIV’n die met deze IV verbonden zijn (zie artikel 3.6.2) moeten hierover geïnformeerd worden. De directie mag ook een zogeheten plaatsvervangende IV aanwijzen, bijvoorbeeld als een IV langere tijd afwezig is. Ook dan moet aan de voorwaarden voldaan worden.
Een IV mag niet de gehele installatieverantwoordelijkheid delegeren. Hij mag alleen operationele taken delegeren aan de OIV of BD.
De aanwijzing IV G (Gas) heeft geen verbijzonderingen (typen).
3.6.2 Operationeel Installatieverantwoordelijke (OIV)
De OIV is direct verantwoordelijk voor de veilige operationele bedrijfsvoering van het gasvoorzieningsysteem voor zover dat aan hem is toegewezen. De OIV is dus de operationele beheerder van dit gasvoorzieningsysteem en is verantwoordelijk voor de instandhouding ervan. Alle activiteiten in het systeem vinden plaats met zijn toestemming; voor een verdere uitwerking hiervan zie artikel 4.
De aanwijzing van de OIV vindt plaats met instemming van de betrokken IV. De OIV’n rapporteren aan de IV en er vindt regelmatig onderling overleg plaats.
Taken
- De OIV toetst nieuwe of gewijzigde netconfiguraties (netten en installaties) in het totale proces. Hij doet dit in de ontwerpfase en bij oplevering. De IV bepaalt hoe hieraan invulling wordt gegeven. De OIV zorgt voor passende instructies.
- De OIV heeft zeggenschap over prioritering van activiteiten en bewaakt deze. Hij beoordeelt de samenhang tussen werk- en bedieningsplannen (zie ook artikel 4).
- De OIV verricht zelf geen uitvoerende taken. Bij calamiteiten heeft de OIV wel een coördinerende rol.
- De OIV verricht controles/audits van aanwijzingen, opdrachten, instructies, arbeidsmiddelen enzovoort.
Een OIV mag geen operationele installatieverantwoordelijkheid delegeren. De aanwijzing OIV G (Gas) heeft geen verbijzonderingen (typen).
Geen combinatie OIV/WV
Er is geen aanwijzing OIV/WV (meer) mogelijk. Deze combinatie van aanwijzingen in één persoon is onwenselijk vanwege de vereiste scheiding tussen beheer en uitvoering. In artikel 3.1.2 worden uitzonderingen genoemd.
Geen OIV aangewezen
Bij bepaalde (kleinere) netbeheerders zijn geen OIV’n aangewezen. Alle OIV-taken zijn dan onderdeel van het takenpakket van de IV. Bij deze netbeheerders moet in de VIAG de term OIV gelezen worden als IV. Dat geldt ook voor de bijlagen, bijvoorbeeld de processchema’s. De IV moet in dit geval (ook) beschikken over het OIV Stipel certificaat.
3.6.3 Bedieningsdeskundige (BD)
De BD is direct verantwoordelijk voor bedieningshandelingen die worden gecoördineerd vanuit één punt. De BD is verantwoordelijk voor de operationele bedrijfsvoering van de bedieningssituatie (schakeltoestand). De prioriteit ligt hierbij bij een veilige en ongestoorde energievoorziening. In artikel 4 zijn de taken en verantwoordelijkheden van de BD nader uitgewerkt.
De aanwijzing vindt plaats met instemming van de IV. Een BD mag zijn verantwoordelijkheid niet delegeren. De aanwijzing BD G (Gas) heeft geen verbijzonderingen (typen).
Geen BD aangewezen
Als er bij een netbeheerder geen BD’n zijn aangewezen, voert de OIV de BD-taken uit. Als er bij deze netbeheerders ook geen OIV’n zijn aangewezen, voert de IV de BD-taken uit. In deze gevallen moet overal waar BD staat in de processchema’s dit gelezen worden als OIV of als IV. De IV moet in dit geval (ook) beschikken over het OIV Stipel certificaat.
3.6.4 Werkverantwoordelijke (WV)
Een WV is direct verantwoordelijk voor de leiding over en het veilig verloop van uitvoerende activiteiten.
- De WV moet in een aantal situaties op de werkplek aanwezig zijn:
- om toezicht te houden;
- bij overdrachten.
Dit staat dan in het werkplan. Zie ook de VWI’s.
- De WV is regelmatig aanwezig op de werkplekken om risico’s en veiligheid te controleren.
- De WV voert zelf geen (de)montagewerkzaamheden uit en maakt geen deel uit van groepen uitvoerende medewerkers.
- Een WV mag zijn werkverantwoordelijkheid niet delegeren.
De taken en verantwoordelijkheden van de WV zijn in artikel 4 nader uitgewerkt.
Verbijzonderingen
De aanwijzing WV heeft vier verbijzonderingen (typen):
► WV G-distributie
- is opdrachtgever voor alle activiteiten in de gasdistributie (stations en netten);
- kan en mag zelf in de gasdistributie:
- afsluiters bedienen;
- veiligheidsmaatregelen treffen en opheffen (en beoordelen); o beveiligingen resetten;
- metingen, beproevingen en inspecties uitvoeren, waarbij geen sprake is van montage en/of demontage;
- toezicht houden.
► WV G-netten
- is opdrachtgever voor alle activiteiten in HD- en LD-netten;
- kan en mag zelf in HD- en LD-netten:
- afsluiters bedienen;
- veiligheidsmaatregelen treffen en opheffen (en beoordelen);
- metingen, beproevingen en inspecties uitvoeren, waarbij geen sprake is van montage en/of demontage;
- toezicht houden.
► WV G-LD-netten
- is opdrachtgever voor alle activiteiten in LD-netten;
- kan en mag zelf in LD-netten:
- afsluiters bedienen;
- veiligheidsmaatregelen treffen en opheffen (en beoordelen);
- metingen, beproevingen en inspecties uitvoeren, waarbij geen sprake is van montage en/of demontage;
- toezicht houden.
► WV G-meterkast
- is opdrachtgever voor alle activiteiten in de meterkast;
- is opdrachtgever voor werkzaamheden aan EVHI’s;
- kan en mag zelf in de meterkast:
- beperkte bedieningshandelingen uitvoeren (exclusief tijdelijke afsluitmiddelen);
- veiligheidsmaatregelen treffen en opheffen (en beoordelen);
- metingen, beproevingen en inspecties uitvoeren, waarbij geen sprake is van montage en/of demontage;
- toezicht houden.
Met de term WV (zonder toevoeging) worden in de VIAG alle typen WV G bedoeld.
3.6.5 Ploegleider (PL)
Een PL is een medewerker die wordt belast met de leiding op de werkplek. De aanwijzing PL kan worden gegeven aan een AVP (alle typen) en aan een VP (alle typen). De aanwijzing AVP of VP moet natuurlijk toereikend zijn voor de uit te voeren activiteiten.
PL is geen vaste aanwijzing, zoals alle andere aanwijzingen. De aanwijzing wordt per werk door de WV gegeven als werkzaamheden worden uitgevoerd door meer dan één persoon. Alle betrokkenen moeten hiervan op de hoogte worden gebracht. Als er met een werkplan wordt gewerkt, wordt daarin vastgelegd wie de PL is.
3.6.6 Allround vakbekwaam persoon (AVP)
Een AVP is direct verantwoordelijk voor het juist uitvoeren van bedieningshandelingen, (niet-) gastechnische werkzaamheden en bijbehorende veiligheidsmaatregelen.
Verbijzonderingen
De aanwijzing AVP heeft vier verbijzonderingen (typen):
► AVP G-distributie
- voert alle activiteiten uit in de G-distributie (stations en netten).
► AVP G-stations
- voert alle activiteiten uit in gasdrukregel- en meetstations.
► AVP G-netten
- voert alle activiteiten uit in HD- en LD-netten.
► AVP G-LD-netten
- voert alle activiteiten uit in LD-netten.
Met de term AVP zonder toevoeging worden in de VIAG alle typen AVP G bedoeld.
3.6.7 Vakbekwaam persoon (VP)
Een VP mag:
- beperkte bedieningshandelingen (BBH) uitvoeren;
- een aantal (niet-) gastechnische werkzaamheden (SGW en BGW) uitvoeren in de lage druk, met name aan aansluitingen;
- de bijbehorende veiligheidsmaatregelen nemen en opheffen.
Als assistent van een AVP mag een VP ook alle activiteiten uitvoeren die deze AVP mag uitvoeren; dit mag alleen als het niet wordt uitgesloten in de VWI. Assisteren houdt in dat de VP dezelfde werkzaamheden uitvoert op dezelfde werkplek als de AVP. Hij doet dit onder verantwoordelijkheid van de AVP die ploegleider is.
Verbijzonderingen
De aanwijzing VP heeft drie verbijzonderingen (typen):
► VP G-LD
- voert alle montagewerkzaamheden uit in LD-aansluitingen (inclusief saneringen);
- treft de bijbehorende veiligheidsmaatregelen en heft deze op;
- voert de bijbehorende metingen en beproevingen uit; – voert alleen BBH uit; – houdt toezicht.
► VP G-meterkast
- voert alle meterverwisselingen LD uit, ook in stations;
- voert alle montagewerkzaamheden in de G-meterkast uit;
- voert alle montagewerkzaamheden aan EVHI’s uit;
- treft de bijbehorende veiligheidsmaatregelen en heft deze op;
- voert de bijbehorende metingen en beproevingen uit;
- voert alleen BBH uit, uitgezonderd het (micro-)stoppelen van inpandige leidingen en aansluitleidingen, en het plaatsen van blazen in aansluitleidingen; – houdt toezicht.
► VP G-aanleg
- voert alleen nieuwbouwactiviteiten uit in G-aansluitingen (dus geen saneringen);
- plaatst en verwisselt meters ≤ G25 (en zo nodig drukregelaars en B-kleppen) in meterkasten;
- treft de bijbehorende veiligheidsmaatregelen en heft deze op;
- voert de bijbehorende metingen en beproevingen uit;
- voert alleen BBH uit, uitgezonder het (micro-)stoppelen van inpandige leidingen en aansluitleidingen, en het plaatsen van blazen in aansluitleidingen;
- houdt toezicht.
Met de term VP zonder toevoeging worden in de VIAG alle typen VP G bedoeld.
3.6.8 Voldoend onderricht persoon (VOP)
Een VOP is direct verantwoordelijk voor het uitvoeren van een aantal beperkte gastechnische werkzaamheden (BGW), niet-gastechnische werkzaamheden (NGW), en de bijbehorende veiligheidsmaatregelen. Als assistent van een (A)VP mag een VOP ook alle activiteiten uitvoeren die deze (A)VP mag uitvoeren; dit mag alleen als het niet wordt uitgesloten in de VWI
Assisteren houdt in dat de VOP dezelfde werkzaamheden uitvoert op dezelfde werkplek als de ploegleider (AVP of VP). De ploegleider is verantwoordelijk.
Verbijzonderingen
De aanwijzing VOP heeft twee verbijzonderingen (typen):
► VOP G-meters
- plaatst en verwisselt meters ≤ G25 (en zo nodig drukregelaars en B-kleppen, mits deze een rubber ring of pakkingverbinding hebben) in meterkasten;
- treft de bijbehorende veiligheidsmaatregelen en heft deze op;
- voert de bijbehorende metingen en beproevingen uit;
- bedient hoofdkranen in aansluitingen;
- assisteert bij werkzaamheden;
- houdt toezicht.
► VOP G-assistent
- assisteert bij werkzaamheden;
- voert enkele specifieke werkzaamheden zelfstandig uit (bijvoorbeeld controle en toezicht). Zie hiervoor de VWI’s;
- draait hoofdkranen in aansluitingen dicht;
- houdt toezicht.
Met de term VOP zonder toevoeging worden in de VIAG alle typen VOP G bedoeld.
3.6.9 Toeganghebbend persoon (THP)
Een THP mag zelfstandig gastechnische bedrijfsruimten openen en sluiten en terreinen betreden.
- Een THP voert geen gastechnische werkzaamheden of bedieningshandelingen uit.
- Een THP mag enkele niet-gastechnische werkzaamheden (NGW) uitvoeren, zie hiervoor de VWI’s.
De aanwijzing THP heeft geen verbijzonderingen.
3.7 Sleutelverstrekking en toegang
De IV is verantwoordelijk voor het toegangs- en sleutelbeleid van gastechnische bedrijfsruimten. Hij is verantwoordelijk voor de regelgeving en de controle daarop.
Alleen personen met een geldige aanwijzing volgens de VIAG mogen gastechnische bedrijfsruimten zelfstandig openen en betreden.
Toegang voor personen zonder VIAG-aanwijzing
- Personen zonder VIAG-aanwijzing hebben alleen toegang tot gastechnische bedrijfsruimten onder toezicht van een persoon met een geldige VIAG-aanwijzing.
- Onder voorwaarden krijgen klanten en gebouweigenaren zelfstandig toegang. De IV bepaalt bij welke installaties en onder welke voorwaarden dit wordt toegestaan.
Toegang bij werkzaamheden door personen zonder VIAG-aanwijzing
Wanneer personen zonder VIAG-aanwijzing op, aan of in gastechnische bedrijfsruimten werkzaamheden gaan uitvoeren, moeten zij vooraf worden geïnstrueerd over de mogelijke gevaren door minimaal een AVP Gdistributie of een AVP G-stations. De WV geeft opdracht voor het toezicht en deze bijbehorende instructie. De instructie moet schriftelijk in tweevoud worden vastgelegd op het Registratieformulier instructie (bijlage
10). De instructeur en de persoon zonder VIAG-aanwijzing tekenen beiden voor akkoord. De persoon zonder VIAG-aanwijzing ontvangt één exemplaar van het formulier. Het andere exemplaar wordt gearchiveerd volgens de regels van de netbeheerder. De instructie geldt maximaal één jaar. Als binnen dat jaar de omstandigheden of de risico’s veranderen, geldt de instructie niet meer.