In dit artikel worden de in de VeWa gebruikte begrippen, termen en definities nader toegelicht. In bijlage 2.1 (Verwijzingenlijst) is een aantal gebruikte termen en begrippen op alfabetische volgorde opgenomen, met verwijzingen naar de betreffende artikelen in deze VeWa. Bijlage 2.2 (Afkortingenlijst) biedt een overzicht van de gehanteerde afkortingen.
2.1 Warmtebedrijf
Een warmtebedrijf is een warmtenetbeheerder die één of meerdere warmtevoorzieningssystemen exploiteert. Het heeft bij de bedrijfsvoering van deze warmtevoorzieningssystemen de VeWa als veiligheidsnorm en -voorschrift van kracht verklaard.
Elk warmtebedrijf bepaalt hoe, door wie en/of waar de diverse verantwoordelijkheden in relatie tot de VeWa worden verdeeld en belegd.
2.2 Directie
De directie van het warmtebedrijf, ofwel de werkgever in het kader van de arbeidsomstandighedenwet.
2.3 Derden
Hier zijn twee verschillende definities te onderscheiden:
- personen die geen arbeidsovereenkomst hebben met, of geen aanstelling hebben bij, het warmtebedrijf, maar wel werkzaamheden voor het warmtebedrijf verrichten, zowel in regie als aanbesteed;
- ondernemingen of organisaties die zelf een warmtevoorzieningssysteem beheren en/of in eigendom hebben.
2.4 Aanwijzing
Een schriftelijke toekenning van bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de bedrijfsvoering van een warmtevoorzieningssysteem. Er zijn acht aanwijzingen volgens de VeWa. Deze zijn weergegeven in de volgende tabel.
Zie ook artikel 3.6 (Organisatie van de aanwijzingen).
Tabel 1. Aanwijzingen volgens de VeWa
Afkorting |
Volledige omschrijving |
IV |
Installatieverantwoordelijke |
OIV |
Operationeel installatieverantwoordelijke |
WV |
Werkverantwoordelijke |
AVP |
Allround vakbekwaam persoon |
VP |
Vakbekwaam persoon |
PL |
Ploegleider |
VOP |
Voldoende onderricht persoon |
VOPT |
Voldoende onderricht persoon toeganghebbend |
2.5 Warmtevoorzieningssysteem
Dit omvat:
- het geheel van installaties om warmte (of koude):
- te produceren;
- om te zetten;
- te meten;
- te filteren.
- het leidingsysteem om deze warmte (of koude) te:
- distribueren;
- retourneren;
- leveren aan de leveringspunten.
Warmtevoorzieningssystemen kennen diverse uitvoeringsvormen. In bijlage 6. (Diverse vormen van warmtevoorzieningssystemen) zijn de verschillende basisvormen weergegeven. Warmtevoorzieningssystemen onderscheiden we in twee categorieën.
Tabel 2. Warmtevoorzieningssystemen
Categorie |
Volledige omschrijving |
Bedrijfstemperatuur |
HT-systeem |
hogetemperatuursysteem |
≥ 100 oC |
MT-systeem |
middentemperatuursysteem |
< 100 oC |
De genoemde grenswaarde van 100 oC is de bedrijfstemperatuur waarop de betreffende systemen maximaal worden bedreven.
In de artikelen 2.6 t/m 2.8 zijn de onderdelen van de systemen nader beschreven.
De indeling van de werkzaamheden en bedieningshandelingen is van voorgaande indeling van warmtevoorzieningssystemen afgeleid en wordt vanaf artikel 2.30 nader gespecificeerd.
2.6 Warmtetechnische bedrijfsruimte
Een ruimte of plaats die bestemd is voor de opstelling en de bedrijfsvoering van een warmtetechnische installatie.
De warmtetechnische bedrijfsruimte omvat:
- het gehele complex van ruimte en regel- en meetinstallaties, waar de druk en temperatuur wordt geregeld en eventueel de hoeveelheid wordt gemeten;
- het terrein;
- de aanwezige leidingen;
- het toebehoren;
- het eventueel aanwezige hekwerk.
De volgende stations worden hieronder begrepen:
Warmteoverdrachtstation
Een (ook) op een HT-systeem aangesloten station, met of zonder warmtewisselaar, met een installatie die grootschalig warmte overdraagt naar een warmtevoorzieningssysteem dat is uitgelegd voor het distribueren van warmte.
Pompstation
Een op een HT-systeem aangesloten station met een installatie die zorgt voor het verhogen van het drukverschil tussen aanvoer- en retourleiding.
Reduceerstation
Een op een HT-systeem aangesloten station met een installatie die de druk in een leidingsysteem verlaagt en op een ingestelde waarde handhaaft.
Regelstation
Een station, met of zonder warmtewisselaar, met een installatie die warmte overdraagt aan een net dat is uitgelegd voor kleinschalige distributie, inclusief de bouwkundige ruimte waarin deze installatie zich bevindt.
Een MT-regelstation is een regelstation dat alleen is aangesloten op een MT-systeem. Een HT-regelstation is een regelstation dat (ook) is aangesloten op een HT-systeem.
Afleverstation
Een station, met of zonder warmtewisselaar, met een installatie voor overdracht aan een warmteverbruiker met een aansluitwaarde Qn > 1,5 m3/h.
Dit station omvat de apparatuur voor druk- en/of temperatuurregeling en energiemeting, en de bouwkundige ruimte waarin deze installatie is ondergebracht.
Een MT-afleverstation is een afleverstation dat alleen is aangesloten op een MT-systeem. Een HT-afleverstation is een afleverstation dat (ook) is aangesloten op een HT-systeem.
Zie ook bijlage 6. (Diverse vormen van warmtevoorzieningssystemen).
2.7 Leveringspunt
De plaats in het warmtevoorzieningssysteem waar de aansluiting van het warmtebedrijf overgaat in de klantinstallatie. Het beheer en de verantwoordelijkheid voor het systeem berusten vóór het leveringspunt bij het warmtebedrijf. Ná het leveringspunt berusten deze bij de klant, tenzij dit contractueel anders is overeengekomen.
Op het leveringspunt is doorgaans een afsluiter aanwezig.
Afleverstations in het perceel en afleversets bevinden zich gewoonlijk vóór het leveringspunt.
2.8 Installatie/meetinrichting
In een station of leveringspunt kunnen zich de volgende zaken bevinden:
Regel- en meetinstallatie
Het geheel van leidingen en apparatuur dat nodig is voor de regeling en meting. Dit geheel is opgesteld in een warmtetechnische bedrijfsruimte.
Reduceerinstallatie
Een installatie die de druk in een leidingsysteem verlaagt en op een ingestelde waarde handhaaft.
Warmtewisselaar
Een apparaat waarin twee media, die door een enkel- of dubbelwandige wand worden gescheiden, thermische energie met elkaar uitwisselen.
Meetinrichting
De apparatuur van het warmtebedrijf bestemd voor:
- het vaststellen van de omvang van de levering;
- het vaststellen van de nodig geachte gegevens voor de afrekening door het warmtebedrijf;
- de controle van het energieverbruik.
Klantinstallatie
De klant heeft deze installatie in eigendom. De klantinstallatie bevindt zich na het leveringspunt binnen een perceel. Tot deze installatie behoren:
- de aanwezige leidingen;
- de daarmee verbonden toestellen bestemd voor het betrekken van warmte;
- de leidingkokers en leidingschachten met hun toegangen;
- de nodige meet- en regelinstrumenten.
Afleverset
Een op een MT-systeem aangesloten installatie voor overdracht (aflevering) aan een warmteverbruiker met een aansluitwaarde Qn ≤ 1,5 m3/h.
Deze set omvat de apparatuur voor druk- en/of temperatuurregeling en energiemeting, evenals de behuizing waarin deze installatie is ondergebracht.
Bijbehorende apparatuur en installaties
Warmtetechnische apparatuur en installaties, zoals vul- en expansievoorzieningen, en onderdelen hiervan.
2.9 Leidingsysteem
Een leidingenstelsel, in eigendom of beheer van het warmtebedrijf, met de daarbij behorende onderdelen waarin water circuleert. Deze onderdelen kunnen onder de volgende benamingen voorkomen:
- transportleiding;
- distributieleiding;
- distributieaansluitleiding;
- aansluitleiding;
- tapwaterleiding;
- circulatieleiding;
- verdeelleiding.
2.10 Aansluitleiding
Een leiding, in eigendom van het warmtebedrijf, die de verbinding vormt naar een afleverstation of een afleverset.
2.11 Kathodische bescherming (KB)
Een systeem dat zorgdraagt voor een potentiaalverschil tussen een in staal uitgevoerd warmtevoorzieningssysteem en de omringende aarde. Zo wordt het warmtevoorzieningssysteem beschermd tegen elektrolytische corrosie.
2.12 Lekdetectiesysteem
Een systeem dat lekkage in leidingen signaleert en opspoort. Dit kan op verschillende manieren, bijvoorbeeld door:
- meting van weerstand;
- pulsreflectie via ingeschuimde draden;
- meting met behulp van vacuümtechniek.
2.13 Bedrijfsvoering
Alle handelingen en werkzaamheden die noodzakelijk zijn om het warmtevoorzieningssysteem onder normale en abnormale omstandigheden te kunnen laten werken.
Tot deze handelingen behoren:
- het bedienen;
- het regelen;
- het bewaken en onderhouden;
- warmtetechnische en niet-warmtetechnische werkzaamheden;
- het treffen en opheffen van veiligheidsmaatregelen.
2.14 Bedrijfstoestand
Dit is de samenhang tussen de onderdelen van een warmtevoorzieningssysteem, in combinatie met de stand van de afsluiters, de instellingen van de regelaars en de meet- en beveiligingsapparatuur op een bepaald moment.
De bedrijfstoestand geeft aan hoe een warmtetechnische systeem wordt bedreven en hoe de delen van een leidingsysteem door middel van afsluiters al dan niet met elkaar zijn verbonden. Hij geeft ook aan welke warmte-installaties en toebehoren in bedrijf zijn.
2.15 Meldpunt (MP)
Een door de installatieverantwoordelijke (IV) belegd informatie- en registratiepunt dat de actuele netsituatie bijhoudt en vastlegt. Dit kan een persoon, bijvoorbeeld de OIV, of een bedrijfsonderdeel zijn.
2.16 Bedieningsplan (BP)
Een bedieningsplan (BP) is onderdeel van een werkplan. In een bedieningsplan worden de uit te voeren bedieningshandelingen vastgelegd.
In de bedrijfsprocedure is nader omschreven aan welke eisen een bedieningsplan moet voldoen en hoe men hiermee moet omgaan.
2.17 Werkplan (WP)
Een werkplan (WP) is een omschrijving van de uit te voeren handelingen, waarbij alle daarbij belangrijke zaken in het betreffende werkplan zijn vastgelegd.
Een werkplan bestaat onder andere uit:
- een veiligheidsplan;
- een uitvoeringsplan;
- eventueel een bedieningsplan.
2.18 Raamopdracht (RO)
Een raamopdracht is een opdracht voor een bepaalde tijd, van maximaal 1 jaar, voor een aantal overzichtelijke en regelmatig terugkerende activiteiten. Hierbij mag geen sprake zijn van afwijkende situaties of omstandigheden, voor zover deze niet zijn beschreven in die raamopdracht of de bijbehorende veiligheidswerkinstructie.
2.19 Veiligheidswerkinstructie (VWI)
Een veiligheidswerkinstructie is een stapsgewijze beschrijving van een uit te voeren activiteit, met vermelding van:
- de voorwaarden;
- de (mogelijke) risico’s;
- de te nemen veiligheidsmaatregelen;
- de toe te passen middelen.
Een veiligheidswerkinstructie dient naast de bestaande bedieningshandleiding of montage-instructie te worden toegepast.
2.20 Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) en taakrisicoanalyse (TRA)
Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) dienen overeenkomstig de Arbowetgeving te worden opgesteld.
Een Risico-inventarisatie is een deugdelijk en schriftelijk overzicht van alle risico’s die bij een bedrijf kunnen optreden. Deze risico’s bestaan uit alle factoren die bij dat bedrijf ongewenste effecten voor de werknemer en zijn omgeving kunnen veroorzaken.
De RI&E betreft:
- de gebouwen;
- de in beheer zijnde infrastructuren en installaties;
- de daar uit te voeren activiteiten.
Bij de evaluatie van de risico’s wordt eegenomen of het ongewenste effect wel of niet optreedt, of met welke kans dit kan gebeuren.
Bij het opstellen van werkplannen en raamopdrachten dienen de uit de opgestelde taakrisicoanalyses (TRA’s) voortkomende risico’s en beheersmaatregelen opgenomen te worden in deze werkplannen en raamopdrachten.
Voor aanvang van de activiteiten is ook het begrip LMRA, Laatste Minuut Risico Analyse, van toepassing. Hierbij wordt een laatste controle uitgevoerd met betrekking tot:
- aanwezige en te verwachten risico’s;
- genomen maatregelen;
- beschermingsmiddelen;
- omstandigheden.
2.21 Werkplek
De plaats waar werkzaamheden zijn uitgevoerd, worden uitgevoerd of nog zullen worden uitgevoerd.
2.22 Gevarenzone
Een bepaalde ruimte of omgeving rond een warmtevoerend systeem. Hierbinnen kan door uittredend water of stoom, bijvoorbeeld bij overdrukventielen en aftappunten, schade en/of letsel worden aangebracht aan de omgeving en de zich daar bevindende personen.
2.23 Afscherming
Een voorziening die het warmtevoorzieningssysteem beschermt tegen schade door onbedoelde invloed van buitenaf, of die voorkomt dat personen lichamelijk letsel oplopen als zij de gevarenzone betreden.
2.24 Veiligstellen
Het treffen van alle benodigde veiligheidsmaatregelen om op een veilige manier de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
2.25 Veiligheidsmaatregelen (VM)
Veiligheidsmaatregelen (VM) zijn maatregelen ter voorkoming van letsel of schade bij het verrichten van warmtetechnische en niet-warmtetechnische werkzaamheden, bedieningshandelingen of hieraan gerelateerde andere werkzaamheden (AW).
Hierbij zijn te onderscheiden:
- veiligheidsmaatregelen met betrekking tot de omgeving en de werkplek;
- veiligheidsmaatregelen met betrekking tot de werkzaamheden;
- veiligheidsmaatregelen die behoren bij bediening.
2.26 Toezicht
Toezicht houdt in dat erop wordt toegezien dat er geen warmtetechnische en overige gevaren kunnen ontstaan en dat er geen veiligheidsmaatregelen ongedaan worden gemaakt.
Toezicht houdt ook in dat alle mogelijk te verwachten gevaren en risico’s worden herkend en worden uitgesloten of beperkt tot een aanvaardbaar risico.
2.27 Meting
Alle handelingen om grootheden binnen een warmtevoorzieningssysteem te meten.
2.28 Beproeving
Alle handelingen bedoeld om de goede werking of de technische, mechanische of thermische toestand van (een gedeelte van) een warmtevoorzieningssysteem te controleren.
2.29 Inspectie en onderhoud
Alle handelingen om te controleren of een warmtevoorzieningssysteem voldoet aan de technische voorschriften en veiligheidsvoorschriften, respectievelijk alle handelingen om een warmtevoorzieningssysteem in de vereiste conditie te houden of te brengen.
Zie ook bijlage 1. (Normen met betrekking tot warmtevoorzieningssystemen).
2.30 Warmtetechnische werkzaamheden
Alle werkzaamheden in warmtevoorzieningssystemen, zoals het aanleggen, uitbreiden, vernieuwen, vervangen, saneren, verwijderen, wijzigen, herstellen, onderhouden en inspecteren van het warmtevoorzieningssysteem, inclusief het verrichten van metingen hieraan. Deze werkzaamheden zijn onderverdeeld in drie categorieën.
Tabel 3. Warmtetechnische werkzaamheden
Categorie |
Volledige omschrijving |
HWW |
HT-warmtetechnische werkzaamheden |
MWW |
MT-warmtetechnische werkzaamheden |
BWW |
Beperkte warmtetechnische werkzaamheden |
Zie voor een nadere uitwerking bijlage 5.1 (Verdeling activiteiten en aanwijzingen).
2.31 HT-warmtetechnische werkzaamheden (HWW)
HT-warmtetechnische werkzaamheden (HWW) zijn alle werkzaamheden in HT-systemen met uitzondering van beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW, artikel 2.33).
Voor de uitvoering van HT-warmtetechnische werkzaamheden is een volledige warmtetechnische vakopleiding nodig.
2.32 MT-warmtetechnische werkzaamheden (MWW)
MT-warmtetechnische werkzaamheden (MWW) zijn alle werkzaamheden in MT-systemen met uitzondering van beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW, artikel 2.33).
Voor de uitvoering van MT-warmtetechnische werkzaamheden is een warmtetechnische vakopleiding nodig, gericht op de betreffende uit te voeren werkzaamheden.
2.33 Beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW)
Tot de beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW) behoren:
- de werkzaamheden aan afleversets (Qn ≤ 1,5 m3/h) met uitzondering van werkzaamheden aan de aansluitleiding zelf;
- bepaalde werkzaamheden, onafhankelijk van temperatuur of aansluitwaarde, zoals bijvoorbeeld het bemonsteren van regen-, grond- en/of warmtedistributiewater in putten.
Voor de uitvoering van beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW) is een warmtetechnische vakopleiding of instructie nodig, gericht op de betreffende uit te voeren werkzaamheden.
2.34 Niet-warmtetechnische werkzaamheden (NWW)
Niet-warmtetechnische werkzaamheden (NWW) zijn werkzaamheden in stations die niet worden uitgevoerd aan het warmtevoorzieningssysteem.
Dit zijn werkzaamheden zoals:
- schoonmaken;
- civiele werkzaamheden;
- het verwisselen van lampen;
- het aflezen van meters.
Voor deze werkzaamheden is geen warmtetechnische vakopleiding nodig. Een instructie over de risico’s is voldoende.
Werkzaamheden waarvoor ten behoeve van de toegang een sleutel nodig is, vallen minimaal onder de niet-warmtetechnische werkzaamheden (NWW).
2.35 Andere werkzaamheden (AW)
Andere werkzaamheden (AW) zijn werkzaamheden nabij een warmtevoorzieningssysteem waarvoor geen aanwijzing noodzakelijk is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het snoeien van beplanting buiten de stations, het graven of het leggen/verwijderen van straatwerk.
Onder andere werkzaamheden (AW) valt ook de aanleg van nieuwbouwleidingsystemen, nieuwbouwstations en nieuwbouwafleversets, indien deze (nog) niet zijn verbonden met bestaande warmtevoorzieningssystemen én niet mediumvoerend zijn of zijn geweest.
Bij twijfel over het al dan niet voldoen aan bovengenoemde criteria dient de betrokken werkverantwoordelijke van het warmtebedrijf hierover ter plaatse duidelijkheid te (laten) geven.
2.36 Bedieningshandelingen
Bedieningshandelingen zijn handelingen waardoor de bedrijfstoestand van het warmtevoorzieningssysteem wordt gewijzigd. Hiertoe behoren bijvoorbeeld:
- het bedienen van afsluiters;
- het instellen van meet- en regelapparatuur, inclusief beveiligingen;
- het bedienen van besturingsinstallaties.
Bedieningshandelingen zijn onderverdeeld in drie categorieën.
Tabel 4. Bedieningshandelingen
Categorie |
Volledige omschrijving |
HBH |
HT-bedieningshandelingen |
MBH |
MT-bedieningshandelingen |
BBH |
Beperkte bedieningshandelingen |
2.37 HT-bedieningshandelingen (HBH)
HT-bedieningshandelingen (HBH) zijn bedieningshandelingen in HT-systemen.
2.38 MT-bedieningshandelingen (MBH)
MT-bedieningshandelingen (MBH) zijn bedieningshandelingen in MT-systemen, uitgezonderd handelingen aan afleversets (Qn ≤ 1,5 m3/h). Dat zijn beperkte bedieningshandelingen, zie artikel 2.39.
2.39 Beperkte bedieningshandelingen (BBH)
Beperkte bedieningshandelingen (BBH) zijn bedieningshandelingen in tot MT-systemen behorende aansluitingen met een Qn ≤ 1,5 m3/h (afleversets).
2.40 Inblokken
Het inblokken van een deel van een warmtevoorzieningssysteem is het volledig scheiden van het deelsysteem van de rest van het systeem. Door het dichtdraaien van afsluiters is geen toevoer van water meer mogelijk vanuit de rest van het systeem.
2.41 Blokkeren
Blokkeren is een veiligheidsmaatregel waarbij de ongewilde werking van bijvoorbeeld een afsluiter wordt voorkomen. Er zijn mechanische blokkeringen, maar ook een bordje ‘NIET BEDIENEN’ geldt als een blokkering.