3.1 Algemeen
Het beleid met betrekking tot aanwijzingen en sleutelverstrekking is vastgelegd in een bedrijfsprocedure.
De bedrijfsprocedure regelt hoe, door wie en onder welke voorwaarden aanwijzingen verstrekt worden, ook met betrekking tot derden die werkzaam zijn via aanbesteding of in regie en minderjarigen. In de procedure dienen tevens de spelregels met betrekking tot sleutelverstrekking te zijn vastgelegd: koppeling met aanwijzing, wel of niet verstrekking aan derden en dergelijke.
Voor bepaalde werkzaamheden kunnen andere aanwijzingen nodig zijn naast de VeWa-aanwijzingen; wij gaan ervan uit dat deze voorschriften zijn vastgelegd in HSE-documenten binnen ieder warmtebedrijf. Waar nodig kan in de procedure de relatie tussen VeWa-aanwijzingen, VEI-aanwijzingen en VCA-certificering nader worden omschreven.
Een aanwijzing is een schriftelijke toekenning van bepaalde bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de bedrijfsvoering van een warmtevoorzieningssysteem. Deze bevoegdheden en verantwoordelijkheden hebben betrekking op:
- het betreden van een warmtetechnische bedrijfsruimte;
- de voorbereiding of uitvoering van bedieningshandelingen en het eventuele toezicht daarop;
- de voorbereiding of uitvoering van werkzaamheden en het eventuele toezicht daarop.
Een aanwijzing op basis van de VeWa wordt verstrekt of verlengd op basis van een toets, voorafgegaan door een instructie. De aanwijzing heeft een geldigheidsduur van maximaal 3 jaar vanaf de datum dat de toets met goed gevolg is afgelegd.
Een aanwijzing wordt verstrekt door de directie. Dit is de directie van het bedrijf in het kader van de Arbowetgeving. Dit betreft alle aanwijzingen, behalve die van ploegleider (PL).
Ploegleiders worden bij de bedrijven door een werkverantwoordelijke (WV) aangewezen. Dit kan alleen indien de als ploegleider aan te wijzen persoon reeds in het bezit is van de aanwijzing vakbekwaam persoon (VP) of allround vakbekwaam persoon (AVP).
Bij werkzaamheden in de warmtevoorzieningssystemen van de warmtebedrijven zijn de installatieverantwoordelijke (IV) en de operationeel installatieverantwoordelijke (OIV) medewerkers in dienst van die bedrijven.
De directie en de installatieverantwoordelijke zijn altijd bevoegd een verstrekte aanwijzing in te trekken. Redenen voor het intrekken van een aanwijzing kunnen onder meer zijn:
- het niet meer uitoefenen van de functie waarvoor een aanwijzing vereist is;
- het niet (meer) voldoen aan de vakbekwaamheidseisen;
- het niet (meer) voldoen aan de certificerings- en toetsingseisen;
- misbruik of gegronde klachten over onveilig handelen;
- incidenten waarbij de aangewezene is betrokken.
Warmtetechnische bedrijfsruimten mogen alléén zelfstandig ontsloten en eventueel betreden worden door personen met een geldige aanwijzing volgens de VeWa. Onder strikte voorwaarden, zoals een sluitende sleutelregistratie en een instructie, is dit ook aan de klant en de gebouweigenaar toegestaan bij door de installatieverantwoordelijke te bepalen installaties. Overige leken hebben alleen toegang onder voortdurend toezicht van een persoon met een geldige VeWa-aanwijzing.
3.2 Aanwijzingen van derden
Met derden wordt in dit artikel bedoeld: personen die geen arbeidsovereenkomst hebben met, of geen aanstelling hebben bij, de warmtebedrijven, maar wel werkzaamheden voor die warmtebedrijven verrichten. Indien warmtetechnische werkzaamheden met derden plaatsvinden, moeten beide werkgevers sluitende afspraken maken over de aanwijzing van de genoemde personen en hun functionele relatie. Dit houdt in ieder geval in dat derden moeten beschikken over een relevante schriftelijke aanwijzing die verstrekt is door hun eigen directie.
3.3 Herscholing of instructie met betrekking tot aanwijzingen
Herscholing of bijscholing is noodzakelijk indien:
- betrokkene niet (meer) aan de vereiste vakbekwaamheidseisen voldoet, bijvoorbeeld door verandering van functie of door een lage frequentie van werkzaamheden/te weinig praktijkervaring;
- de werkmethodiek wijzigt;
- de werkorganisatie, de procedures of de veiligheidswerkinstructies worden gewijzigd;
- het warmtevoorzieningssysteem ingrijpend is gewijzigd.
Met betrekking tot het eerste punt van dit artikel geldt als richtlijn dat er sprake is van een te lage frequentie als de betrokkene de werkzaamheden meer dan een jaar geleden heeft uitgevoerd.
In situaties waarbij de betrokkene niet (meer) aan de vereiste vakbekwaamheidseisen voldoet, kan een gerichte instructie en begeleiding ervoor zorgen dat weer aan die eisen wordt voldaan. Dit is te bepalen door de opdrachtgever binnen het kader van de VeWa.
Na een (ernstig) incident bij activiteiten onder verantwoordelijkheid of in opdracht van het bedrijf zullen alle operationele medewerkers van het bedrijf, dus iedere uitvoerende met een aanwijzing binnen hetzelfde werkgebied, en de betreffende leidinggevenden zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen één maand, worden geïnformeerd over het voorval, de mogelijke oorzaken, de gevolgen en de genomen of te nemen veiligheidsmaatregelen.
Indien na onderzoek van het voorval aanvullende voorlichting en instructie noodzakelijk zijn, zullen deze uiterlijk binnen een termijn van één maand na de uitslag van het onderzoek moeten plaatsvinden.
3.4 Jeugdige werknemers
Onder jeugdige werknemers verstaan we werknemers jonger dan 18 jaar. Werkzaamheden met, aan of nabij warmtevoorzieningssystemen mogen door jeugdige werknemers alleen worden uitgevoerd, wanneer de gevaren die daarbij kunnen ontstaan onder toezicht van minimaal een vakbekwaam persoon op doeltreffende wijze worden voorkomen.
Het risico dat kan ontstaan wanneer deskundig toezicht ontbreekt, bepaalt de inhoud en de mate van toezicht. Wanneer het risico niet door toezicht kan worden vermeden, mogen de werkzaamheden niet door jeugdige werknemers worden verricht.
3.5 Opleidings- en ervaringseisen
Bij de beoordeling voor het verkrijgen van een aanwijzing is het hebben van de juiste voltooide opleiding op Wet Educatie Beroepsonderwijs-niveau (WEB-niveau) met ervaring een vereiste. Een warmtebedrijf kan, afhankelijk van de werkzaamheden en de daarbij behorende risico’s, zwaardere opleidings- en ervaringseisen stellen dan in de VeWa zijn vastgelegd.
In bijlage 4. (Tabel aanwijzingen) van de VeWa zijn, gerubriceerd per aanwijzing, het vereiste WEB-niveau, de bijbehorende opleidingen/applicaties, de vereiste ervaring en de aanvullende eisen aangegeven. Deze gelden als richtlijn, waarvan alleen bij onderbouwing kan worden afgeweken. Deze onderbouwing dient de aanvrager schriftelijk vast te leggen bij de aanvraag. Vervolgens dient de werkgever de acceptatie en goedkeuring vast te leggen in het personeelsdossier.
Bij het uitreiken van een aanwijzing zal altijd een (aanvullende) bedrijfs- en/of gebiedsgebonden instructie door of in opdracht van een operationeel installatieverantwoordelijke worden gegeven, op basis van de te verstrekken aanwijzing.
De eisen in dit artikel gelden ook voor derden.
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van de werkzaamheden aan, met of nabij warmtetechnische installaties moet in staat zijn om levensreddende eerste hulp te verlenen. Dit kan door betrokkenen te instrueren via cursussen over levensreddende handelingen en brand blussen. Dit is door de betreffende werkgever nader te bepalen.
3.6 Organisatie van de aanwijzingen (structuur)
Binnen de VeWa zijn zeven reguliere, door de directie verstrekte, aanwijzingen opgenomen, terwijl de aanwijzing ploegleider per werk door de werkverantwoordelijke wordt gegeven.
Zie ook bijlagen 5.1 (Verdeling activiteiten en aanwijzingen) en 5.2 (Matrix werkzaamheden, aanwijzingen en toezicht) van de VeWa.
3.6.1 Installatieverantwoordelijke (IV)
Een installatieverantwoordelijke (IV) is iemand die is aangewezen als direct verantwoordelijk persoon voor de bedrijfsvoering van het warmtevoorzieningssysteem.
De directie van het warmtebedrijf kan de installatieverantwoordelijkheid in haar geheel leggen bij een daarvoor toegerust bedrijfsonderdeel van het warmtebedrijf. Deze installatieverantwoordelijkheid kan vervolgens geografisch over dit bedrijfsonderdeel verdeeld worden. Het is vereist dat er slechts één IV in functie is per (deel van het) warmtevoorzieningssysteem; er mogen geen overlappingen zijn.
Wanneer (delen van) warmtevoorzieningssystemen aan elkaar grenzen, is het van essentieel belang dat er eenduidige afspraken bestaan tussen de IV’s.
Om een uniforme werkwijze te bevorderen dient het aantal IV’s beperkt te zijn. Indien noodzakelijk is het toegestaan dat een IV zijn verantwoordelijkheden tijdelijk overdraagt aan een andere IV, mits de andere IV voldoende kennis heeft van de over te dragen verantwoordelijkheden. De met die IV verbonden OIV’s (zie artikel 3.6.2 ‘Operationeel installatieverantwoordelijke’) moeten hierover zijn geïnformeerd. Conform deze voorwaarden is het in bepaalde gevallen ook mogelijk dat de directie een zogeheten plaatsvervangende IV aanwijst, bijvoorbeeld bij langere afwezigheid van een IV.
Elke IV is in zijn of haar deel van het warmtevoorzieningssysteem verantwoordelijk voor alle in de VeWa aan de IV toebedeelde zaken. Dit betreft alle veiligheidstechnische zaken die in het kader van de bedrijfsvoering van de warmtevoorzieningssystemen aan de orde zijn, zoals beleid, beheer en opdrachtverstrekking, evenals de bijbehorende procedures en veiligheidswerkinstructies.
De IV’s dienen te streven naar uniformiteit in beleid. Regelmatige uitwisseling van gegevens en afstemming over regelgeving en operationele zaken tussen alle IV’s is dan ook vereist. De IV’s implementeren de gemaakte afspraken in hun eigen warmtevoorzieningssysteem en organisatie, en leggen deze vast in de betreffende bedrijfsprocedures.
Concernbreed dient een daartoe door de directie of Raad van Bestuur ingestelde commissie of een specifiek bedrijfsonderdeel zich bezig te houden met het beleid op het gebied van veiligheidszaken in het warmtevoorzieningssysteem. Dit beleid dient vastgelegd te worden in een bedrijfsprocedure.
3.6.2 Operationeel installatieverantwoordelijke (OIV)
Een operationeel installatieverantwoordelijke (OIV) is iemand die is aangewezen als direct verantwoordelijk persoon voor het deel van de operationele bedrijfsvoering en voor het deel van het warmtevoorzieningssysteem dat aan hem is toegewezen.
Dit betekent dat deze persoon de operationele beheerder is van dit warmtevoorzieningssysteem; alle activiteiten daarin kunnen alleen met zijn toestemming plaatsvinden. De OIV verricht normaliter zelf geen uitvoerende taken. Hij kan of mag slechts in bepaalde gevallen zelf bedieningswerkzaamheden verrichten.
Door de vereiste betrokkenheid bij alle uitvoerende activiteiten kan men kiezen voor een permanente vorm van delegeren van operationele taken en verantwoordelijkheden van de IV naar één of meerdere OIV’s. Dit kan bijvoorbeeld op basis van geografie of specifieke infrataken, zoals een distributieregio of district met één IV en een aantal OIV’s, die in één of meerdere gemeenten het operationeel beheer van het warmtevoorzieningssysteem tot hun verantwoordelijkheid hebben, inclusief onderhoud en storingsafhandeling.
De IV voert normaliter geen OIV-taken uit, maar heeft wel de kennis en het inzicht om deze taken te kunnen beoordelen.
Van de werkzaamheden aan het aan de IV toegewezen (deel van het) warmtevoorzieningssysteem wordt dus een aantal taken en verantwoordelijkheden aan een aantal OIV’s gedelegeerd. Deze OIV’s rapporteren aan genoemde IV en er vindt regelmatig onderling overleg plaats.
Het betreft hier altijd deelverantwoordelijkheden van een IV en omvat in alle gevallen ook de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van het warmtevoorzieningssysteem.
De aanwijzing van de OIV door de directie vindt plaats met instemming van de betrokken IV.
Het delegeren van (delen van) de operationele installatieverantwoordelijkheid naar bijvoorbeeld een VP is niet mogelijk. Overdracht van operationele installatieverantwoordelijkheden dient zoveel mogelijk te worden beperkt. In het geval van bijvoorbeeld storingsdienst, ziekte of verlof is het alleen mogelijk dat een OIV zijn verantwoordelijkheid overdraagt aan een andere OIV binnen het door één IV beheerde gebied, mits die andere OIV voldoende kennis heeft van het over te dragen warmtevoorzieningssysteem en deze overdracht wordt uitgevoerd volgens een door de IV vastgestelde procedure. Bij overdracht van de verantwoordelijkheid van de ene naar de andere OIV dient alle noodzakelijke informatie, zoals de netsituatie en de bedrijfstoestand, te worden overgedragen. Tevens dient het meldpunt te worden geïnformeerd.
Indien in bepaalde (kleinere) warmtebedrijven geen OIV’s worden aangewezen, is er geen sprake van delegatie van IV-taken. Alle bij de OIV genoemde taken behoren hier tot de taken van de IV. Bij deze warmtebedrijven dient men, zowel in de tekst van de VeWa als in de bijlagen (onder andere in de processchema’s), de term OIV te lezen als IV.
3.6.3 Werkverantwoordelijke (WV)
Een werkverantwoordelijke (WV) is iemand die is aangewezen als direct verantwoordelijk persoon voor de leiding over en een veilig verloop van de uitvoerende werkzaamheden.
Dit betekent dat deze persoon intensief betrokken is bij alle uit te voeren werken, maar bij voorkeur niet zelf deelneemt aan uitvoerende activiteiten. De WV kan wel zelf bedieningshandelingen verrichten of veiligheidsmaatregelen treffen, maar mag verder niet actief uitvoerend betrokken zijn bij uitvoerende werkzaamheden. Hij mag dus geen deel uitmaken van groepen uitvoerende medewerkers.
De WV dient, conform het betreffende werkplan, wel in een aantal situaties op de werkplek aanwezig te zijn voor het houden van toezicht. Ook zal de WV regelmatig de werkplekken op risico’s en veiligheid moeten controleren.
Delegatie van de werkverantwoordelijkheid is niet mogelijk. Overdracht van verantwoordelijkheden dient zoveel mogelijk te worden beperkt. In het geval van bijvoorbeeld storingsdienst, ziekte of verlof is het alleen mogelijk dat een WV zijn verantwoordelijkheid overdraagt aan een andere WV, volgens een door de IV vastgestelde procedure. Als de verantwoordelijkheid voor een werk wordt overgedragen van de ene naar de andere WV, dient zowel de OIV of het meldpunt en het betrokken personeel daarover te worden geïnformeerd. Bij deze overdrachten tussen WV’s dient alle noodzakelijke informatie te worden overgedragen.
3.6.4 Allround vakbekwaam persoon (AVP)
Een allround vakbekwaam persoon (AVP) is iemand met relevante opleiding en ervaring die is aangewezen om in opdracht de volgende werkzaamheden te verrichten:
- alle warmtetechnische werkzaamheden (HWW + MWW + BWW);
- alle niet-warmtetechnische werkzaamheden (NWW);
- alle bedieningshandelingen (HBH + MBH + BBH);
- alle veiligheidsmaatregelen nemen.
3.6.5 Vakbekwaam persoon (VP)
Een vakbekwaam persoon (VP) is iemand met relevante opleiding en ervaring die is aangewezen om in opdracht de volgende werkzaamheden te verrichten:
- MT-warmtetechnische werkzaamheden (MWW);
- beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW);
- niet-warmtetechnische werkzaamheden (NWW);
- MT-bedieningshandelingen (MBH);
- beperkte bedieningshandelingen (BBH);
- bijbehorende veiligheidsmaatregelen nemen.
Onder voorwaarden mag een vakbekwaam persoon ook alle HT-warmtetechnische werkzaamheden (HWW) en HT-bedieningshandelingen (HBH) uitvoeren. De WV moet hiervoor opdracht geven en de werkzaamheden moeten plaatsvinden onder leiding van minimaal een tot ploegleider aangewezen AVP.
3.6.6 Ploegleider (PL)
Een ploegleider (PL) is een allround vakbekwaam persoon of een vakbekwaam persoon die ter plaatse met de leiding van de werkzaamheden is belast. Voorwaarde hierbij is dat er directe communicatie mogelijk is tussen de PL en de betrokken uitvoerenden: dus binnen gehoorafstand zonder hulpmiddelen.
De aanwijzing PL is, in tegenstelling tot de andere aanwijzingen, geen vaste aanwijzing, maar wordt per werk door de WV toegekend. Alle betrokkenen dienen hiervan op de hoogte te worden gebracht. De aanwijzing PL wordt schriftelijk vastgelegd, bijvoorbeeld in het werkplan.
3.6.7 Voldoende onderricht persoon (VOP)
Een voldoende onderricht persoon (VOP) is iemand die voldoende is geïnstrueerd om gevaren, die door warm water kunnen worden veroorzaakt, te herkennen en te voorkomen. Een VOP is aangewezen om in opdracht de volgende taken te verrichten:
- beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW);
- niet-warmtetechnische werkzaamheden (NWW);
- beperkte bedieningshandelingen (BBH);
- veiligheidsmaatregelen en metingen ten behoeve van beperkte warmtetechnische werkzaamheden (BWW).
Onder leiding van minimaal een tot PL aangewezen VP mag een VOP:
- alle MT-warmtetechnische werkzaamheden (MWW) uitvoeren;
- MT-bedieningshandelingen (MBH) verrichten.
De WV moet hiervoor opdracht geven.
Onder leiding van minimaal een tot PL aangewezen AVP mag een VOP:
- alle HT-warmtetechnische werkzaamheden (HWW) uitvoeren;
- HT-bedieningshandelingen (HBH) verrichten.
De WV moet hiervoor opdracht geven.
3.6.8 Voldoende onderricht persoon toeganghebbend (VOPT)
Een voldoende onderricht persoon toeganghebbend (VOPT) is iemand die voldoende is geïnstrueerd om gevaren, die door warm water kunnen worden veroorzaakt, te herkennen en te voorkomen. Een VOPT is aangewezen om in opdracht niet-warmtetechnische werkzaamheden (NWW) te verrichten. In afwijking van hetgeen genoemd is in artikel 3.6 mag een VOPT-aanwijzing uitgeschreven worden door een OIV-er of een WV-er.
3.6.9 Leek
Een leek is een persoon zonder aanwijzing in het kader van de VeWa. Dit kan zowel een eigen medewerker als een medewerker van derden zijn.
3.6.10 Overzicht werkzaamheden en minimale aanwijzingen
Aan de soort werkzaamheden aan, met of nabij warmtesystemen zijn, zoals hiervoor beschreven, bepaalde aanwijzingen verbonden. De volgende tabel geeft een overzicht van de minimale VeWa-aanwijzing waarover iemand moet beschikken om een bepaald soort werkzaamheden te mogen uitvoeren.
Tabel 3.1 Minimale aanwijzing voor de uitvoerende medewerker
IV |
OIV |
WV |
AVP (PL) |
VP (PL) |
VOP |
VOPT |
Leek |
HWW |
|
|
|
X |
|
|
|
|
MWW |
|
|
|
X |
X |
|
|
|
BWW |
|
|
|
X |
X |
X |
|
|
NWW |
|
|
|
X |
X |
X |
X |
|
AW |
|
|
|
X |
X |
X |
X |
X |
HBH |
|
X |
X |
X |
|
|
|
|
MBH |
|
X |
X |
X |
X |
|
|
|
BBH |
|
X * |
X |
X |
X |
X |
|
|
* Betreft een beperkte raamopdracht